Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

stelen, die van onder tot boven uit de knopjes der stengels spruiten, met zeer veel dunne, teere, draedvormige, harige, groene blaedjes aen de stelen en zytakjes; bloeit meest van juny tot in augusty, met kroonwyze geschikte, bleekgele bloempjes, welke langwerpige zaedjes, zonder vellekens bedekt, voortbrengen.

De bladstelen spruiten uit de aerde in de lente, dan volgen de stengels, welke daerna hunne kransen met bloemen voortbrengen; het zaed wordt ryp in september, omtrent den herfst; des winters vergaen de stengen en bladen, en de wortels blyven alleen in 't leven; maer in vochtige gronden blyven zy toch weinige jaren over. Er is eene medesoort van de Venkel, wier bladeren wat roodachtig zyn, en ook de zoete Venkel (Anethum graveolens), eene éénjarige kruidplant van Portugael, die ook gemeenlyk Dille wordt genoemd, en alle jaren in België met het begin van de lente in de moeshoven wordt gezaeid.

Het zaed van onzen eerstgemelden gemeenen Venkel is warm van aerd in den tweeden graed en droog in den eersten; het kruid en de wortelen zyn ook warm van krachten. Deze planten worden by de apothekers gehouden, onder die welke eenen welriekenden geur, warmen smaek en eene ontbindende, windbrekende kracht hebben, die meest in het zaed huisvesten; terwyl de wortels dikwils scherp zyn. Het Venkelzaed ingenomen versterkt de maeg, geneest de walging, verzeet de smert en de krimping des buiks, en verdryft alle windachtigheden; het versterkt de hersenen en het gezicht, zuivert het bloed, dryft de pis af, breekt den steen, opent de verstopte lever en milt, en bevoordert ook de maendstonden. Het sap, het kruid en de bladen hebben ook al de voorzeide krachten; het sap uit de jonge spruiten is een bezonder middel om de duistere oogen en het krank gezicht te genezen. De Venkel met wyn of water gekookt en gedronken, verdryft den steen uit de nieren en blaes; het gedistilleerd water uit den Venkel is ook goed in alle die voorzegde gebreken; het zaed van den Venkel behoudt drie jaren zyne ́ krachten, terwyl het kruid en de wortels gedroogd, maer één jaer hunne kracht behouden. Als de Venkel bloeit, zegt Lobel, en de middenste jonge scheuten afgesneden en by het vuer gezet worden,

bekomt men daeruit eene gom, welke als medecyn voor de oogen zeer goed is. De Venkel ook met wyn gezoden of met olie gewreven, is zeer goed om de gebreken der schaemleden mede te stryken; het sap van de Venkel doodt de wormen in de ooren. De Venkel wordt ook veel met de spyzen als toekruid gebruikt, en het zaed dient ook veel om Komkommers mede in te leggen.

Het zaed van de Dille, die by de apothekers onder den naem van Anethum is bekend, doet de vrouwen en voedsters veel melk krygen, alzoo wel als het Venkelzaed; gebrand, wordt het nuttigJyk papwyze gelegd op de uitwendige gezwellen, wratten en uitwassen, die omtrent den aersdarm en elders komen; olie van olyven waerin Dille gezoden is geweest, verteert de harde gezwellen, verzacht de smert, verdooft de pyn en doet die volkomen rypen; olie van Dille uitwendig op het ruggebeen gestreken, belet de schuddingen en bevingen van de koortsen.

DILLENIA, in 't fransch Dillenia, in 't latyn Dillenia, is door Jussieu onder de familie van de Magnolias gesteld, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria polygynia, veelhelmigen, veelmannig-veelwyvig, planten die van twintig tot honderd meeldraden hebben, op het vruchtbeginsel vastgehecht, en veelvrouwig zyn, of een groot getal stampertjes hebben.

De klimmende of rankachtige Dillenia (Dillenia scandens van Willdenow) is een langlevend, rankachtig houtgewas van NieuwHolland, dat alhier in de oranjehuizen wordt gekweekt, en groeit met getakkelde, gewolde ranken, roosachtige gele schors, en eironde, gelidde, gehaerde bladen; bloeit van juny tot in september, met groote, gele, schoonblinkende bloemen op de topjes der takjes, die eenen walgachtigen geur bezitten; de vyf bloembladen in de kelken vallen te gelyk, en brengen een zaedhuisje met kerntje voort.

De Dillenia met gekartelde randen, wier bladen gekartelde boorden vertoonen en de gedaente van de S. Jans-beziënbladen hebben (Dillenia grossulariaefolia), is een langlevend rankgewas van de Indiën; het groeit met gele schors, roode bladstelen en gelipte roode bladen, en bloeit met gele bloempjes en bloemblaedjes met roode boorden verdeeld.

Men heeft alhier by onze bloemisten nog de volgende soorten van de Indiën bekomen: de Dillenia glycinifolia, D. speciosa, D. hibbertia, en ook de D. indica van Malabar, met de D. tenuifolia en meer anderen, die dikwils in de matige serren van in april tot in juny bloeijen, en allerlieflykste bloemen dragen.

Deze planten kunnen zeer gemakkelyk door inleggers en afzetsels in den heigrond vermenigvuldigd worden. De heeren van Roeyen, Haller en anderen hebben deze planten onder den rang van de Kolomswyzigen (Columniferae) gesteld, omdat zy als met eenen koker in 't midden der bloemen bloeijen. D. De Gorter zegt dat die planten eene verzachtende kracht inhouden, en geene vergiftige deelen bezitten; niet te min, dat de bloemen eenen walgachtigen geur hebben.

DILLWYNIA, in 't fransch Dillwynia, in 't latyn Dillwynia, is onder de familie van de peulvrucht-dragende planten gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, slach van planten die met tien meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben.

De Dillwynia met Myrtusbladen (Dillwynia myrtifolia) is een nieuw langlevend heester-houtgewas van Nieuw-Holland, dat sedert eenige jaren in België is overgevoerd en by onze hoveniers wordt gekweekt; het groeit heesterachtig, zeer getakkeld, meer dan 1 meter hoog, met lansvormige Myrtusbladen, en bloeit alhier in de matige serre, meest in mei, met zeer lieflyke gele bloemen, die schoon roodachtig gespikkeld zyn.

Onze bloemisten hebben nog onlangs van de Indiën de volgende soorten van die schoone houtgewassen bekomen: den Dillwynia cinerascens, D. clavata, D. conferta, D. cricaefolia, D. glaberrima, D. glycinifolia, D. juniperina, D. latifolia, D. parvifolia, D. pungens, D. rudis, D. speciosa nova, D. splendens en meer andere, die uitmuntende schoone bloemen dragen en in de matige serren worden gekweekt. Zy kunnen door het ryp zaed in den heigrond, op teilen of in potten, worden vermenigvuldigd, of door inleggers en afzetsels op warme broeibakken,

in den heigrond, maer op wel belommerde plaetsen, alwaer zy wortel vatten kunnen. De nuttige krachten van die planten, tot de huishoudelyke gebruiken, zyn my niet bekend.

[ocr errors]

DIOSMA, in 't fransch Diosma, in 't latyn Diosma, is door Jussieu onder de familie van de Ruitplant gesteld, en onder de 5° klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, slach van planten welke met vyf helmstyltjes bloemen en maer een stampertje hebben.

Van deze planten vindt men heden in België meer dan zestig verscheidene medesoorten of varieteiten, die by onze bloemisten en liefhebbers worden gekweekt, en meest allen van de Kaep de Goede Hoop, in Afrika, oorspronkelyk zyn, alwaer zy in de bergen en heiden groeijen, en onder de langlevende kleine heestergewassen zyn gesteld, maer toch meest allen door hare gedaente van blaedjes en bloemen verschillen; derhalve zal ik alhier slechts eenige soorten aenbrengen, die nuttige krachten inhouden en om hare schoone bloemen bezonderlyk worden gekweekt.

De roode Diosma (Diosma rubra van Linnaeus) is een klein langlevend heester-houtgewas van Ethiopiën, dat sedert menigvuldige jaren in België is bekend; het groeit met fyne groene blaedjes en getakkelde stengels, omtrent 70 of 80 centimeters hoog, met roodachtige schors, en bloeit meest in juny, met kleine witte en roode gesternde bloempjes, die op de toppen. der bloemstelen als trosjes verbeelden. Geheel deze plant, zoowel de bladen als de bloemen, verspreidt eenen zeer welriekenden geur.

De purpere Diosma (Diosma purpurea van Willdenow) groeit maer omtrent 60 centimeters hoog, met lynvormige blaedjes, en bloeit meest in juny, met purperachtige bloempjes op de toppen der stengels, die eenen aengenamen geur hebben.

De Diosma hirta, van Ventenat; de Diosma virgata, van Willdenow; de Diosma ciliata, van de Kaep, bloeijen meest in juny, met purperachtige vereenigde bloempjes.

De witte Diosma (Diosma alba van Willdenow) bloeit meest

op het einde van juny, met lieflyke witte bloempjes, die eenen zoeten, aengenamen geur verspreiden.

De Diosma met fyne gewolde blaedjes (Diosma hirsuta) en de Diosma met witten dons bekleed (Diosma pubescens), van de Kaep, bloeijen ook in juny met witte bloempjes.

De eenbloemige Diosma (Diosma uniflora) met kruisvormige overeenstaende blaedjes, bloeit in july, met witte purperachtig gevlekte bloempjes, die toch somtyds ook roodachtig gespikkeld

zyn.

De schubswyzige Diosma (Diosma imbricata) van de Kaep, groeit met overeenliggende blaedjes, en bloeit meest in juny, met purpere kleine bloemtrosjes, die eenen aengenamen geur hebben.

[ocr errors]

De Diosma met breede blaedjes (Diosma latifolia) bloeit alhier meest in april, met meelknopjes, en witte rooskleurig gevlekte bloempjes, die zeer aengenaem zyn.

De hoofdvormige Diosma (Diosma capitata) is onlangs van de Kaep alhier overgevoerd, en bloeit op het einde van juny, met zeer lieve witte, roosgevlekte bloempjes.

Eindelyk heeft men alhier nog sedert eenige jaren de volgende soorten van Afrika verkregen den Diosma praecox, Diosma lanceolata, D. umbellata, D. ceroefolia, D. ovata, D. prolifera, D. acuminata, D. pulchella, D. flagrans, D ericoïdes, D. amoena, D. ambigua, D. multiflora, D. serrata, D. speciosa, D. tenuissima, D. umilingua, met veel meer andere, die men alhier te Gent by onze bloemisten kan vinden.

De aenkweeking van de Diosma kan door het ryp zaed, dat men van de warme landen bekomt, geschieden; maer de vermenigvuldiging wordt alhier meest gedaen door afzetzels van éénjarige takjes, in potten, met fynen heigrond gevuld, en op belommerde lauwe broeibakken onder het glas gezet, alwaer die gemakkelyk wortel vatten; het zaeijen moet, zoo als van de Epacrissen, op teilen of in bakken met heigrond gevuld, in de oranjehuizen gebeuren. De Diosma, die eenen welriekenden en sterken geur inhouden, worden by de apothekers met andere medecynen vermengd, en als aendryvende middelen tegen sommige vrouwekwalen gebruikt.

« VorigeDoorgaan »