Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

om die met zorg te koesteren, en als de jonge planten twee of drie blaedjes hebben verkregen, tracht men zooveel mogelyk die op lauwe broeibakken onder het glas met dolkens te verplanten; maer zy moeten by tyds een goede lucht genieten. Nadat die jonge planten, met den volgenden zomer hare bloemboltjes hebben gemaekt, en de bladen geheel verdroogd zyn, zorgt men van die jonge bloemboltjes op tyd uit de aerde te nemen, en legt die tot in october in het fyn droog zand, om alzoo weêr op bakken in de aerde te planten; het tweede jaer beginnen zy gemeenlyk al nieuwe kleine bloemboltjes te maken, en de wyze van die in het zand te leggen, en vervolgens in de aerde te planten wordt drie jaren lang verrigt; want het is maer het vierde jaer dat zy beginnen volmaekte bloemen te dragen. Het zyn gewoonlyk die vyfjarige bloembollen die de schoonste bloemen geven, en die de haerlemsche en utrechtsche bloemisten verkoopen en naer vreemde landen verzenden; waermede zy herhaelde malen, by de ten toonstellingen te Gent en elders, bekroond zyn.

Die bloembollen behouden in potten maer twee jaren hunnen schoonen glans, en beginnen dan gemeenlyk hunne krachten te verliezen; maer als men die weder in den verschen nieuwen grond plant, en daer twee jaren laet in bloeijen, maken zy nieuwe groote bloembollen, die weder glansryker, schooner bloemen voortbrengen, welke aen die van de moederplant wel gelyken. Daer die bloembollen alhier meest in potten worden gekweekt, moeten zy natuerlyk van krachten en natuer verminderen, maer alle jaren in den vollen grond geplant, kunnen zy veel jaren overblyven.

Die bloembollen zyn vol lymerachtig sap. De baron Von Haller merkt aen, dat de bloembollen te scherp zyn om inwendig te gebruiken, en braking kunnen verwekken, zoo als die van de wilde Tulpen. Op de bloemlyst van L. Van Houtte, te Gentbrugge, vindt men 476 soorten van die Jacinten of Cymbolinen.

CYNANCHUM, Periploca, in 't fransch Cynanque, in 't latyn Cynanchum, van Tournefort Apocinium periploca genoemd; door Jussieu onder de familie van de Hondendood-planten ge

steld, en onder de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en twee stampertjes hebben.

De Cynanchum met scherpe bladen (Cynanchum acutum) is eene langlevende kruidplant van Spaenje, die in Europa is verspreid, en groeit met windende stengels en langwerpige, gladde, hartvormige bladen; zy bloeit in juny, met eenen éénbladigen, vyfstippigen bloemkelk en roozebloempjes, die hollig zyn en een honigbakje schynen te hebben; de stempel is eenvoudig gedekt door een hol lichaemtje, de van een gescheidene stylen des stampers verbindende.

De Cynanchum van Montpellier (Cynanchum monspeliacum) is eene kruidplant van het Zuiden van Frankryk; zy groeit met eenen windenden stengel en gladde, puntige, hartvormige bladen; bloeit op de wyze van den voormelden, en brengt eene scheedevrucht voort, die zich in vyf bloemblaedjes verdeelt, welke somtyds een witachtig kleur hebben.

De draedvormige Cynanchum (Cynanchum filiformis) is cene langlevende kruidplant van de Kaep; zy groeit met lynvormige bladen en regte stengels, en bloeit met kransvormige bloemen.

Deze soort doet zich onderscheiden by de andere draedvormige planten van dit slach, waervan de heer Jacquin verscheidene soorten in zyne Historie der Planten van Amerika beschryft.

De bloote Cynanchum (Cynanchum viminale) is een langlevend houtachtig kruidgewas van Azië; het groeit met windende stengels zonder bladen, en wordt alhier om zyne schoone bloemen in de matige serren gekweekt.

De Cynanchum undulatum en de C. racemosum van Amerika met windende stengels, worden ook by sommige liefhebbers gekweekt.

De heer J.-J. Lerche schryft dat de Cynanchum acutum ook veel in Rusland, aen de Kaspische Zee groeit; in welker omstreken men bevonden heeft, dat de meeste paerden, aldaer weidende, stierven; doch min de kameelen, runderen en schapen. De reizigers, daer komende, moesten om die reden hunne paerden mondkluisters aendoen, die door deze voorzigtigheid min schade

leden; hetwelk heeft doen vermoeden, dat dit nadeel door het voeder van die vergiftige plant veroorzaekt werd. De heer Gmelin heeft ook die plant nauwkeurig in het derde deel van de Flora siberica beschreven. D. De Gorter heeft ook besloten dat de Cynanchum acutum een kruid is welk de paerden doet sterven, en een zeer hinderlyk en doodelyk gewas is, inzonderlyk voor de viervoetige dieren. De bladen daervan tusschen brood of vleesch vermengd, en aen honden, wolven, vossen of andere vreede dieren voorgeworpen, brengen die weldra ter dood. De inwoners en landbouwers van Spaenje en Zuid-Frankryk doen alle mogelyke pogingen om die plant in hunne weiden en velden, alwaer de paerden en andere kruidelende dieren verkeeren, te verdelgen.

CYRTANTHUS, in 't fransch Cyrtanthe, in 't latyn Cyrtanthus, is onder de familie van de tydlooze planten gesteld, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

[ocr errors]

De Cyrtanthus met schuinsche bladen (Cyrtanthus obliquus) is eene langlevende, dikke bloembol-plant van de Kaep, die alhier in de matige serren wordt gekweekt, en groeit met schuinsche, platte, effene, dikke bladen, van omtrent 30 of 35 centimeters lang, waertusschen een stengel uitspruit, rood op den top, die omtrent 40 of 45 centimeters hoog groeit, en meest in july met tien of twaelf hangende bloemen is bekroond, die een schoon blinkende rood kleur hebben.

De Cyrtanthus met smalle bladen (Cyrtanthus angustifolius) is eene langlevende bloembolplant van de Kaep; zy bloeit alhier in de matige serren, van mei tot in july, met bloemtrosjes op de toppen der stengels, en schoone rood blozende bloemen, die dikwils nog eens in october bloeijen.

De Cyrtanthus met gestreepte bloemen (Cyrtanthus vittatus) van de Kaep, groeit met smalle bladen, en bloeit met allerschoonste wit en rood gestreepte bloemen.

Deze schoone planten, die veel betrekkingen met den Ama

ryllis umbellatae hebben, kunnen door uitspruitsels, die de bloembollen maer weinig voortbrengen, in den verschen vermengden heigrond vermenigvuldigd en op de wyze van den Crinum in de matige serren gekweekt worden.

De bloembollen of wortels bezitten een scherp loogzout, en zyn inbytend; maer door het koken en braden verliezen zy een groot gedeelte hunner scherpte, en worden in Afrika van de Hottentoten, die een groot deel der woestynen van de Kaep bewonen, geëten.

De Cyrtanthus odorus en de C. roseus worden alhier ook gekweekt.

Aenmerking.

Alle planten, die men onder de letter C niet vindt, moeten onder de letter K gezocht worden.

VIERDE HOOFDSTUK.

D.

Dadelbloem. Dadelboom. Dagbloem.

[ocr errors]
[ocr errors]
[merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small]

Dillenia.

mastbloem.. Dauwdistel.. Decumaria. - Dennenboom. Dianella. Diapensia. Diervilla.

[merged small][ocr errors]
[ocr errors]

Dikblad. Dille.

[merged small][merged small][ocr errors]

Dodonaeus. Dolyk. Donderbaerd.

Donderkruid. — Donzen.
Dragonkruid.
Druifrank.

- Doornappel. Doornboom. Doovenetel.

Drakenboom.

[ocr errors]

Drakenkop. Dravik. Driezak.

[ocr errors]

— Druivenkruid. — Dryanderkruid. - Duivelsbeet. — Duivelsmelk. Duivenkrop. Duizendblad. - Duizendschoon. Dulle Kervel. - Dulle zwarte bezie. Durantaboom.

[merged small][ocr errors][merged small][merged small]

• DADELBLOEM, Bastaerdlotus, in 't fransch Plaqueminier, in 't latyn Diospyros, is onder de 20° klasse, 1° sectie van Tournefort gesteld, der boomen die met eenen regelmatigen, éénbladigen bloemkrans bloeijen; door Jussieu onder de familie van de Plaqueminier of Dadelbloemen, en onder de 23° klasse van Linnaeus, Polygamia dioecia, veelechtigen-tweehuizigen; tweeslachtige bloemen, en mannelyke en vrouwelyke bloemen, nu eens beiden op eene steng, dan afzonderlyk op twee slengen aenwezig. De tweeslachtige bloemen hebben in haren kelk gemeenlyk acht meeldraedjes, aen het voetstuk van den bloemkrans alleen gehecht; de stamper is vierspletig en de vruchten zyn met acht kernzaden gevuld.

De Dadelbloem van Virginië (Diospyros virginiana van Linnaeus) is een langlevend boomgewas, dat alhier schoon getakkeld en tamelyk dik groeit, met breede, zachte bladen, die van onder bleekachtig en met witte haertjes bedekt zyn; bloeit meest van juny tot in july, met kleine okselbloempjes, die een groenachtig kleur hebben, en groote, gele, doorschynende beziën voortbrengen. De mannekensbloemen van dezen boom hebben zestien meeldraedjes. De rype beziën, die eetbaer en zeer aengenaem zyn, dienen in sommige landen zeer veel om bier mede te brouwen en te doen gisten, en franschen brandewyn te distilleren. Deze boom wordt in België als versiering in de lusthoven geplant, en kan

« VorigeDoorgaan »