Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

50 centimeters hoog wast, en waerop, van juny tot in augusty, een bloemtros bloeit met schoone, groote, roodblozende bloemen.

De Crinum met smalle bladen (Crinum angustifolium), van de Kaep, groeit met lynvormige bladen, en bloeit in mei of in september, met gebogene, hangende, roode bloemen.

De Crinum met sikkelvormige bladen (Crinum falcatum) is eene bloembolplant van Azië, met lynvormige bladen, die eene sikkel vcrbeelden en oneffen aen de boorden zyn.

De Crinum obliquum en de Crinum spectabile vergenoegen zich ook met een matige serre of eene goede oranjery, waerin ook de Crinum australe van Nieuw-Holland kan gekweekt zyn; maer de volgende moeten eene warme serre hebben.

De Crinum van Amerika (Crinum americanum) is eene langlevende bloembolplant van Zuid-Amerika; zy groeit met bladen van omtrent 40 of 50 centimeters lang, met eenen blooten schacht van 50 centimeters hoog, waerop van july tot in september bloemtrosjes bloeijen, met witte schoone bloemen, die eenen zeer aengenamen zoeten geur inhouden.

De Crinum met roode boorden (Crinum erubescens) is eene langlevende bloembolplant van de West-Indiën; zy groeit met langwerpige, dikke, platte bladen, in bundels vereenigd, die langs boven donker-groen en van onder purper zyn, en bloeit van juny lot in july, zydelings op de schachten, met verscheidene gepypte, hangende bloemen, die zich uit de bloemscheeden ontwikkelen, en welke van boven purper zyn en van onder een wit kleur hebben.

De Crinum van Ceylan (Crinum zeylanicum) groeit met langwerpige, smalle bladen en eenen schacht, die omtrent 25 of 30 centimeters hoog wast, waerop van maert tot in mei bloemtrosjes bloeijen, met groote witte, roodgestreepte bloemen, die eenen aengenamen reuk verspreiden.

De Crinum met roode bloemen (Crinum flora rubra) is cene nieuwe bloembolplant van Zuid-Amerika, die zich zeer doet bemerken door hare langwerpige, donker-groene bladen, die dik en omtrent 50 centimeters lang en 12 centimeters breed zyn, en waertusschen een schacht uitspruit, die ineen gedrongen, wel 40'

of 50 centimeters hoog wast; zy bloeit met roodachtige rooze

bloemen.

[ocr errors]

Men kan nog de volgende nieuwe soorten van die schoone bloemen by onze bloemisten bekomen: Den Crinum amabile, eruentum, giganteum, — Loddigesii, — speciosum, · Brousseneti en den Crinum scabrum, die met bloemtrossen en schoone witte, roodblozende, gestreepte bloemen bloeit.

Al deze planten worden op de wyze van de Amarylissen vermenigvuldigd; maer van sommigen, om wel te bloeijen en veel bloemen voort te brengen, moet men by tyds de uitspruitsels (rejetons) weren.

De bloembollen van deze planten bezitten een vlug, scherp loogzout; doch door het koken en braden verliezen zy, voor het grootste gedeelte, hunne scherpheid, maer worden toch alhier niet geëten. Te veel van de zaden in eens gebruikt, kan vergiftig, en volgens den voormelden heer Van Royen, schadelyk aen den mensch zyn.

CROTALARIA, in 't fransch Crotalaire, in 't latyn Crotalaria, is onder de 22 klasse, 1° sectie van Tournefort gesteld, der heestergewassen, wier bloemkrans vlindervormig is; door Jussieu onder de familie van de peulvrucht-dragende planten, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen met tien meeldraedjes, wier helmdraden zyn samengegroeid; hier zyn de meeldraden veranderlyk in getal en met hunne helmdraden tot twee afzonderlyke lichamen samengegroeid.

De witdonzige Crotalaria (C. incanescens) is een langlevend heester-houtgewas van l'Ile-de-France; het groeit alhier in de matige serren op de wyze van een klein boompje, zeer getakkeld, met witté donzige schors en donker-groene bladen; bloeit van in july tot october, met bloemtrosjes en schoone, groote, gele bloemen en gevlekte standaerds, die purper gestreept zyn.

De purpere Crotalaria (C. purpurea) is een langlevend heesterhoutgewas van de Kaep; het groeit klein getakkeld, met bladstelen en plompe bladen, en bloeit meest in july, met regte bloemtrosjes en schoone purpere bloemen.

De altoosbloeijende Crotalaria (C. semperflorens) is een langlevend heester-houtgewas van de Indiën, het groeit getakkeld, met gerimpelde, eivormige bladen, en bloeit byna geheel het jaer, met bloemtrosjes en middelbaer groote gele bloemen.

De sierlyke Crotalaria (C. elegans) is een dun heestergewas van de Kaep; het groeit met gelidde takken en donker-groene bladen, en bloeit van maert tot in mei, met bloemtrosjes op de toppen en schoone rooze bloemen, die op de standaerds geel gevlekt

zyn.

De opgezwollene Crotalaria (C. turgida) is een langlevend heester-houtgewas van Afrika, dat zeer getakkeld groeit, met gladde, donker-groene bladen, en bloeit van july tot in september, met groote gele bloemen op de toppen, die roodachtig gestreept zyn.

Deze planten worden alhier in de matige serren om hare schoone bloemen gekweekt, en dewyl zy door afzetsels en inleggers zeer moeijelyk wortel vatten, worden zy meest in den heigrond, op teilen, in de oranjehuizen gezaeid, om voort in potten te verplanten.

De Crotalaria laburnifolia is eene eenjarige kruidplant van Azië, die in de moeshoven, op de wyze van de Linzen en Erten, wordt geplant. Linnaeus zegt dat deze plant, welker vruchten eetbaer zyn, van Ceylan oorspronkelyk is.

Men vindt nog by onze bloemisten den Crotalaria Drummondii en den Crotalaria obovata, met omgekeerde ovale bladen, welker breed uiteinde naer boven is gekeerd. De zaden van deze planten zyn eetbaer voor menschen en dieren, inzonderlyk als zy gekookt zyn; doch van aerd wat winden verwekkend en voor zwakke magen ondienstig. Zy worden in het land hunner afkomst in meel bereid, om de menschen en dieren te voeden.

CROWEA, in 't fransch Crowea, in 't latyn Crowea, is onder de familie van de Ruitplanten gesteld, en onder de 10° klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, tienhelmigen, planten die met tien meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben. De Crowea met wilgenbladen (Crowea saligna van Curtis's Bo

tanical Magazine) is een langlevend klein houtachtig heestergewas van Nieuw-Holland, dat in België in de matige serren wordt gekweekt, en groeit met roode stengels, die een grysachtig kleur verkrygen, en altoosblyvende bladen, die van gedaente aen de Wilgenbladen eenigzins gelyken; bloeit van july tot in november, met eenzame okselbloemen, die een zeer schoon roozekleur hebben.

De Crowea met Oleander-bladen (Crowea neriifolia) is ook van Nieuw-Holland, en bloeit alhier van juny tot in september, met zeer schoone roosachtige roode bloemen.

De Crowea met breede bladen (Crowea latifolia) en de Crowea myoporoïdes zyn onlangs van Zuid-Frankryk overgevoerd, en worden te Gent, by J. Van Geert en J.-B. De Saegher gekweekt.

Deze schoone gewassen, die met hunne bloemen de matige serren versieren, kunnen in den heigrond door afzetsels op lauwe broeibakken onder het glas vermenigvuldigd worden; maer men moet wel zorgen als zy wortel hebben gevat, van die aenstonds van onder het glas in potten te verplanten. Zy zyn tot heden toe in de medecynen van geen bekend gebruik.

CUMYNPLANT, Komynzaed, in 't fransch Cumin, in 't latyn Cuminum, door Tournefort Foeniculum genoemd, en onder zyne 7° klasse gesteld, der schermdragende bloemplanten; door Jussieu onder de familie van de zonneschermige bloem planten, Umbellatae, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, planten die met vyf meeldraedjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

Het Cumyn of Komynkruid (Cuminum cyminum van Linnaeus) is cene éénjarige kruidplant van Egypten, die in België, Frankryk en elders, alle jaren in de moeshoven wordt gezaeid, en groeit met eenen roodachtigen stengel, omtrent 1 meter hoog, met blinkende, wigvormige, ingesnedene bladstelen, door fyne streepjes geteekend, en bladen waervan de eenen gevind en de anderen dubbel gevind zyn, die uit den gemeenen steel voortkomen, en welke by de onderste bladstelen allen gevind zyn; bloeit meest in july op de toppen der bloemstelen, met witte, hellende bloemblaedjes en zwarte helmknopjes, die kroonwyze of zonneschermig

zyn geschikt, en eironde, gestreepte zaedjes voortbrengen. Deze plant wordt veel in Spaenje, Italië, Griekenland, Siciliën, en andere warme gewesten gezaeid, en het zaed, dat eenen welriekenden geur, warmen smaek, en eene ontbindende, windbrekende kracht heeft, wordt naer vreemde landen by de apothekers verzonden. Dit Cumynzaed is van over zeer oude tyden om zyne heilzame deugden bekend; ingenomen, kan het alle beslotene winden scheiden en uit het lyf jagen, en alle krimpingen en rommelingen des buiks verzachten; het is ook zeer nuttig voor de verkoude borst en verkilde longer met wyn ingenomen is het insgelyks goed voor den buikloop te stelpen; dit zaed in papplaesters gedaen, is ook zeer dienstig om op de gezwellen der schaemdeelen te leggen.

Deze plant, die in de kruidhoven van de hoogescholen en elders wordt gezaeid, laet de aenkweeking en verplanting moeijelyk toe, dewyl zy meest met hare peenwortels diep in de aerde schiet; ook heeft zy dit eigen, dat zy beter zonder verplanten voortkomt; en nadat het zaed in den herfst langzaem is ryp geworden, sterft zy met den winter. Deze planten worden ligt, door het fraei gemaeksel der roode stengels en bladen, van de andere zonnescherm bloemplanten onderscheiden, hetgene zelfs de baron Von Haller, die ook over hare natuerdeelen en deugden heeft geschreven, heeft doen bemerken.

CUNILA, in 't fransch Cunile, in 't latyn Cunila, is door Jussieu onder de familie der gelipte bloemen gesteld, die mel eenen éénbladigen, onregelmatigen bloemkrans bloeijen, en onder de 2 klasse van Linnaeus, Diandria monogynia, planten die met twee meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

of

De heesterachtige Cunila (Cunila fruticosa van Willdenow, Westringia rosmarinifolia van Andrews Repository), is een langlevend heester-houtgewas van Nieuw-Holland, dat getakkeld groeit met kransvormige bladen, die vier te gelyk, op dezelfde hoogte, rondom de takjes staen en van onder met zydachtigen dons zyn bedekt.

Deze plant bloeit alhier in de oranjehuizen, meest in de lente en dikwils in den herfst, met schoone witte, langgepypte bloe

« VorigeDoorgaan »