Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

heeft al deze krachtige uitwerksels door proeven bevestigd. Op zyn voorstel heeft de heer Rousseau eene gouden medaille van vyftien honderd franken waerde voor zyne ontdekking en standvastige navorschingen van de Academie bekomen. Een ander schoon gouden eermetael van duizend franken werd hem door de Maetschappy van Kruid- en Genceskunde te Londen overgezonden. Het ware te wenschen dat alle dergelyke uitvindingen met eereteekenen werden beloond; want zonder de gestadige navorschingen en de kostelyke ontdekking van den heer Rousseau, zou dit koortsenverdryvend middel van de Hulstbladen voor het menschdom onbekend gebleven zyn, dat in België en elders aen de arme lieden, die dikwils geene middelen hebben om Quinquina in hunne lydende ziekten te gebruiken, zoo voordeelig kan wezen. Zie hier nu de wyze om zich daervan te bedienen: De doctor Rousseau zegt dat hy die Hulstbladen door afkooksel in het water heeft gebruikt en ook door het overhalen bereid, er de krachtige uitwerksels van heeft beproefd. De kundige leeraer Magendie schryft, dat hy die op tweederlei wyzen op zyne zieken, in 't Hôtel-Dieu te Parys, heeft gebruikt. Voor eerst, heeft hy eene once Hulstbladen versch geplukt, in eenen halven liter water gekookt, en na die door eenen doek overgehaeld te hebben, een glas, vóór het aenkomen der koortsen, aen den zieken te drinken gegeven. Ten tweede, heeft hy omtrent eene once poeijers van die Hulstbladen, in het achtste van een lieter wyn samen 14 uren laten weeken, en zonder over te halen heeft hy daervan, twee uren vóór dat de koortsen aenkwamen, den zieken één roomertje te drinken gegeven, waerdoor, zegt hy, hy eenen goeden uitval heeft bekomen. Het gebruiken van die Hulstbladen, zegt nog M. Magendie, heeft nooit aen de zieken eenig kwaed gevolg veroorzaekt; zy mogen met alle zekerheid gebruikt worden, inzonderheid tegen alle anderdaegsche koortsen, waertegen de Quinquina gebezigd wordt. Ik heb deze middelen alreeds aen verscheidene doctors myner vrienden medegedeeld, die hiermede vele arme werklieden, die in de Polders by de augustus- en septemberdagen gaen werken, en met die koortsen wederkeeren, hebben genezen. Zie dus wat

voordeel de bladen van den gemeenen Hulstboom (Ilex aquifolium), die ten alle kanten in de bosschen groeit, kunnen verschaffen. Men plant er in België ook veel scheerhagen van, die door hare puntstekende bladen de eigendommen beschermen en nooit van de ongedierten worden aengerand. Men kan ook op Hulstplanten alle slach van roozen enten, die daerop een groen kleur verkrygen. Met de schors van die Hulstplanten kan men nog een goed vogellym maken, om er allerlei vogels mede te vangen, dat men op de volgende wyze bereidt: Men neemt gemeenlyk de schors der takjes en bladen, die men te samen in eenen mortier wel stampt, en 14 dagen in eenen pot onder het paerdenmest laet staen rotten; dan stampt men die op nieuw weder fyn, spoelt die wel met water en bewerkt het overblyvende lym wel taei men doet er dan eenige olie van terpentyn by, waermede men het nogmaels wel bewerkt, en alzoo bekomt men een allerbeste vogellym.

Nu ga ik de soorten beschryven die van vreemde landen in België zyn overgebragt, zonder nogtans al de kenteekens daer by te voegen, daer zy toch weinig en enkelyk door hunne bladen en beziën met elkander verschillen.

De japansche Hulst (Ilex tarajo van Von Siebold), plant die in 1843 alhier van Japan door Von Siebold is ingevoerd; de breedbladige Hulst (Ilex latifolia van Louis Van Houtte), in 1842 van de Indiën by Louis Van Houtte, door Mr A. Papeleu overgebragt; de dikbladige Hulst (Ilex crassulifolia van Alex. Von Siebold), die van West-Indien in 1843 is overgevoerd; de egelachtige of stekelige Hulst (Ilex echinata) van Canada, die sedert meer dan dertig jaren in België is bekend, groeit met gegolfde bladen, · wier randen en bovenste bladzyde doornachtig zyn, en bloeit meest in mei, met groenachtige witte bloemen, waarvan men eenige medesoorten heeft bekomen, met witbonte bladen, met geelbonte bladen, en andere met witte en gele randen.

De caroliensche Hulst (Ilex caroliniana) groeit alhier ongedoornd, met langwerpige, ovale, zaegswyze getande bladen, wel 4 meters hoog, en bloeit meest in mei, met groenachtige witte bloemen.

De Ilex opaca van de Caroline, de Ilex prinoides van NoordAmerika, met den Ilex balearia, van Desfontaines, die van het eiland Mahon voortkomt, en veel andere die witte en gele bladen dragen en witte en gele beziën voortbrengen, worden in België voor de verandering van gewassen en schoone bladen in de lusthoven geplant; maer de volgende soorten, die onze winterkoude niet kunnen wederstaen, moeten 's winters in de oranjehuizen zyn bevryd, zoo als de Ilex perado, van Madera, de Ilex vomitora, van Florida, de Ilex myrtifolia, van de Caroline, en de Ilex cassine van Linnaeus, met zyne schoone lansvormige, getande en gezaegde bladen, die verscheidene kleuren hebben.

De voortkweeking van al deze soorten geschiedt meest door de bezien die vier zaedkarrels in zich bevatten, welke beziën, nadat zy den voorgaenden winter in vochtig zand te meuken gestaen hebben, in het vroeg voorjaer, in greppels, die 60 centimeters van elkander gemaekt zyn, één duim diep geplant worden. De jonge opgekomene plantzoenen kunnen, nadat zy 2 of 3 jaren oud geworden zyn, verplant worden. Men kan ze ook door inlegging voortkweeken; doch dewyl zy door het zaed gemakkelyker geteeld worden en men aldus medesoorten verkrygt, is deze wyze van aenkweeking verkieslyker. Men kan de vreemde soorten ook oculeeren op den gemeenen Hulst, als die buitenlandsche soorten geen ryp zaed voortbrengen; of wel zaed van West-Indiën doen komen. Al die Hulstboomen begeeren van natuer liefst eene goede, drooge, zandachtige aerde; in vaste, kleiachtige gronden willen zy niet aerden, maer toch als zy daerin van jongs af geplant worden, groeijen zy somtyds beter. Het hout van den Hulstboom is tamelyk hard en effen van steek; derhalve zeer dienstig om heften en handwerkers-gereedschappen mede te maken.

Hoewel ik maer voor de Kruidminnaers en Landbouwers schryf, zal mogelyk iemand myner lezers begeerig zyn om te weten, hoe men met het lym van den Hulst gemaekt de vogels vangt om zulks te verrigten, neemt men eenen langen dunnen stok, in welks boven-einde men rondom onder elkander hier en daer verscheidene kleine gaetjes maekt, waerin men vervolgens, by het gebruiken, dunne rysjes steekt, die men met

het gemelde lym tamelyk dik bestreken heeft, in der voege, dat de stok met de rysjes een boom met takken vertoont, en dat de rysjes maer heel los in de gaetjes steken, opdat, wanneer een vogel daerop zitten gaet, het rysje nederwaerts valt; hierdoor zal de vogel by het nedervallen met het rysje zyne vleugels uitspreiden, en alzoo dezelve belymen, zoodat hy niet langer vliegen kan, maer ter aerde valt en dus gevangen kan worden. Deze stok moet men zetten ter plaetse waer zich veel vogels ophouden, doch in een open veld wat van ander geboomte afgelegen, opdat zy daerop geene zitplaets mogen vinden; daerenboven bedient men zich daerby van eenen uil, dien men ergens op wat verhevens zet, dewyl doorgaens allerlei vogels den uil, hetzy uit vyandschap of uit nieuwsgierigheid, als hy zich by dage vertoont, navliegen en vervolgen. In stede van eenen levenden uil, dien men niet altyd hebben of bewaren kan, bedient men zich van eenen dooden opgevolden, dien men ten dien einde bewaert. Men bedient zich ook van velerhande soorten van lokfluitjes, om er de vogeltjes mede aen te lokken; doch nog beter is het, dat men allerlei kleine vogels, inzonderheid van die soort die men vangen wilt, omtrent den lymstok, aen touwtjes vastgemaekt zynde, ter aerde nederzet. De vogelvangers moeten zich ondertusschen, om dit met voordeel te verrigten, in een van groene takken gemaekt hutje of op eene andere wyze, trachten verborgen te houden.

HYDRANGEA, Hortensia, in 't fransch Hydrangea, in 't latyn Hydrangea, is door Jussieu onder de familie van de Steenbreekplanten gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria digynia, tienhelmigen, planten die met tien meeldraden bloemen en twee stampertjes hebben.

De Hydrangea hortensis of Hydrangea opuloida van Willdenow, is een langlevend houtachtig gewas van China en Japan, dat sedert wel vyftig jaren in België is overgevoerd, en heden van veel liefhebbers in de kruid- en lusthoven wordt gekweekt; het groeit in struiken, met houtachtige, getakkelde stengen, op lommerachtige plaetsen, wel omtrent eenen meter hoog, met schoone

levende groene bladen, die aen de Watervlier eenigzins gelyken, en bloeit meest in onze luchtstreek van 't einde july tot in den herfst, met groote bloemtrossen op de toppen der stengen, die een schoon roozekleur hebben, en de bloemperken zeer fraei versieren.

Deze plant begeert van natuer eene vochtige, lommerachtige plaets, alwaer de zon maer vier of vyf uren by heete zomerdagen straelt; zy kan 's winters maer aen zes of zeven graden koude wederstaen, en als de thermometer lager onder zero daelt, moeten die planten met dorre bladen gedekt worden; ook met het beginne der lente, moeten de jonge bloemknoppen, die zich gemeenelyk met de eerste warme dagen in beweging stellen, met stroo of sperretakken, tegen den kouden noordschen wind, dien wy dikwils op het einde van maert of met het beginne van april beproeven, beschermd worden; anderzins loopt men gevaer dat de jonge bloemknoppen en bovenste toppen der stengen vervriezen; maer op deze wyze zorgende, bekomt men alle jaren veel schoone bloemen.

De blauwe Hortensia, die sommige eenvoudige menschen meenen van eene medesoort voort te komen, kan men zeer gemakkelyk van de rooskleurige verkrygen, met enkelyk die rooze Hortensia in den heigrond in de lente te planten, en daer een achtste fyn gestampte aerdkolen, met smeèassche of yzeraerde by te vermengen. Omdat zy altoos haer blauw kleur wel zouden behouden, vernieuwt men alle vier of vyf jaren den gemengden grond, dien men dan enkelyk tusschen de stengen op de wortels strooit, en met de dorre bladen, waermede men die 's winters bedekt, alle jaren in de lente rondom de wortelen in de aerde omspit; by drooge saizoenen moeten zy 's avonds somtyds besproeid worden.

De Hydrangea met eikenbladen (Hydrangea quercifolia van Willdenow) is een langlevend houtachtig gewas van Florida, dat over twintig jaren in België is overgevoerd, en groeit met gelakkelde stengen meer dan eenen meter hoog, met groote bladen, die van boven bleekgroen en van onder fyn behaerd zyn; bloeit van july tot in september, met trossen op de toppen en witte reuk

« VorigeDoorgaan »