Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

thronium, door Tournefort Dens canis genoemd, en onder zyne 9° klasse, 4o sectie gesteld, der lelieachtige bloemen, met eenen veelbladigen, regelmatigen bloemkrans, meest uit zes of enkelyk uit drie bloembladen samengesteld; door Jussieu onder de familie van de Lelieplanten, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, zeshelmigen, planten die met zes meeldraden bloemen en maer één stampertje hebben.

De Hondstand (Erythronium dens canis van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van de Alpische gebergten, die ook veel in Siberiën en elders in Noord-Europa wast, en sedert lange jaren in België by veel liefhebbers in de bloemhoven wordt geplant; zy groeit met roodachtige, gevlekte, eironde bladen aen de wortels, waeruit alle jaren in de lente bloote stengen spruiten, die maer omtrent 20 of 25 centimeters hoog wassen, en bloeit alhier meest in mei, met schoone bloemen, die van binnen wit en langs buiten een zeer lieflyk bleek roozekleur hebben.

De geelbloemige Hondstand (Erythronium flavescens) is eene langlevende kruidplant van Noord-Amerika; zy groeit ook met roodachtige, gevlekte bladen aen de wortels, en stengen die wel 30 centimeters hoog wassen; bloeit met schoone, gele bloemen op de toppen, die eenen zoeten geur inhouden.

Deze planten schikken zich zeer wel om op de bloembedden tusschen de Tulpen te planten, daer zy onmiddelyk na de Tulpen bloeijen. De aenkweeking kan door het zaed, op de wyze van de Tulpen geschieden, en ook door wortelscheiding in de lente. Onze bloemisten hebben nog den Erythronium americanum, den E. purpureum, den E. roseum en den E. lanceolatum van Amerika verkregen, die men met genoegen alle jaren met het begin der lente op de bloembedden ziet bloeijen, die zy zoowel door hunne bladen, die groen en bruinachtig roozekleur gevlekt zyn, als door hunne bloemen, die verschillige kleuren hebben, zeer lieflyk versieren; zy kunnen onze koude winters zeer wel wederstaen.

Volgens de beschryving van verscheidene Kruidkenners, worden de bolachtige wortels van den eerstgemelden Hondstand, in poeijer gestampt en by de apothekers verkocht, om in de melkpappen te doen van de jonge kinderen die met wormen zyn ge

kweld, en ook met honig of suiker te geven aen de kinderen en bejaerde menschen, om de stuiptrekkingen te stelpen; zy versterken gansch het lichaem, dooden de wormen die zy door den kamergang spoedig afdryven, en stelpen de buikpyn.

HONDSTONG, in 't fransch Cynoglosse, Langue du chien, in 't latyn Cynoglossum, is onder de 2o klasse, 4° sectie van Tournefort gesteld, der trechtervormige bloemplanten, met eenen éénbladigen, regelmatigen bloemkrans, welk de gedaente van eenen trechter heeft; door Jussieu onder de familie van het Bernagiekruid, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, vyfhelmigen, die met vyf meeldraden bloemen en maer één stampertje hebben..

De Winkel-Hondstong (Cynoglossum officinale) is eene tweejarige kruidplant van Europa, die in België, meest in Henegouwen, omstreeks Doornyk, op den Kluizenberg, omtrent Audenaerde, en elders op drooge plaetsen groeit, met steellooze, breede, lansvormige, behaerde bloemen, en meest in juny bloeit, met trechtervormige, violettebloemen, welke halzen, door vyf bloeiblaedjes gesloten, en meeldraden die korter dan de bloemkransen zyn, hebben, en platachtige zaden voortbrengen.

De kruipende Lente-Hondstong (Cynoglossum omphalodes van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Zuid-Europa, die ook in de provinciën Luik en Luxemburg groeit, maer meest alhier in de kruidhoven wordt geplant; zy wast met hartvormige, lange bladen aen de wortels, waertusschen in de lente stengen uitspruiten die omtrent 30 centimeters hoog groeijen, en bloeit van mei tot in juny, met violetachtige blauwe bloemen, die boven op de stengen zyn geplaetst.

De vreemde Hondstong (Cynoglossum lusitanicum), met lansvormige, smalle bladen, en de Hondstong met vlasbladen (Cynoglossum linifolium) zyn beide éénjarige kruidplanten, die om hare schoone bloemen vroeg in de lente in de bloemhoven worden gezaeid.

De verzilverde Hondstong (Cynoglossum cheirifolium) van Oost-Europa, die ook in de bloemtuinen wordt geplant, groeit

met lansvormige, door witten dons bedekte bladen, en bloeit met opene bloemkransen, die veel langer dan de bloemkelken zyn; alle deze planten kunnen door het zaed in de lente aengekweekt worden.

Het kruid en de wortels van de Winkel-Hondstong, zyn van over ouds om hunne heilzame deugden bekend, en bezitten al de krachten, zegt Jussieu, die de Bernagie inhoudt, uitgezonderd dat dit kruid, in den franschen brandewyn geweekt, of in wyn gekookt, en het hoofd er mede gewasschen, het uitvallen des haers belet. De wortels en het kruid worden na het bloeijen vergaderd, en by de apothekers in poeijers of pillekens bereid, die 's avonds ingenomen, een slaepverwekkend uitwerksel hebben. Het sap of water daeruit getrokken, en gebruikt om het vel te wasschen, geneest de puisten en zeeren die aen de menschen van de pokken voortkomen. Die wortels, met zoet verkensvet gekookt, zyn ook zeer dienstig om de inwendige speen en de blynspeen te verzachten; die zalve met Lindenboomschorse bereid, is zeer goed om de pyn van de verbrandheid te verzachten en zuiver te genezen.

HONINGBLOEM, Afrikaensche Pimpernelle, in 't fransch Mélianthe, Pimprenelle d'Afrique, in 't latyn Mélianthus, is onder de 11° klasse, 2o sectie van Tournefort gesteld, der onregelmatige bloemen, wier bloemkrans onregelmatig, veelbloembladig en toch niet vlindermormig is; door Jussieu onder de familie van de Ruite, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, welke vier meeldraden hebben, waervan twee langer zyn dan de anderen, welke allen op eenen onregelmatigen bloemkrans zyn ingehecht en zaed dragen, dat in een zaedhuisje besloten is.

De groote Honingbloem (Melianthus major) is een langlevend heestergewas van de Kaep de Goede Hoop, dat meer dan eenen meter hoog groeit, met breede, pimpernelvormige bladen, en eenzame steelschubbetjes aen de bladstelen; bloeit alhier meest van juny tot in september, met aren op de toppen, en zeer lieflyke kleine, donkerroode, vereenigde bloempjes, die eenen zeer aengenamen honingachtigen geur verspreiden.

De kleine Honingbloem (Melianthus minor van Desfontaines en van Linnaeus) is een klein heestergewas van de Kaep; het groeit met tweevoudige, verwyderde steelschubbetjes en smalle, groene bladen, en bloeit meest in july, met aren en schoone roode geelachtige bloempjes, die eenen zoeten reuk inhouden.

Deze schoone planten hebben haren naem van Melianthus, uit het grieksch Melianthos verkregen, dat in onze vlaemsche tael Honingbloemkelken bediedt. Zy kunnen in de koude winters onze luchtgesteltenis niet wederŝtaen, en moeten dus in de oranjehuizen bevryd worden. De aenkweeking kan door inleggers en uitloopers, op de wyze van veel andere planten van de Kaep, geschieden; zy moeten in den heigrond worden geplant. De krachten van deze aengename bloemen zyn my niet bekend.

HONINGBLOEM, Fluitboom, witte Syringe, Pypboom, wilde Jasmyn, wilde Oranjeboom, in 't fransch Syringa, Syringa odorant, in 't latyn Philadelphus, door Tournefort Syringa genoemd, en onder zyne 21 klasse, 3° sectie gesteld, der boomen met eenen veelbladigen, roosvormigen bloemkrans; door Jussieu onder de familie van de Myrthusboomen, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria monogynia, twintighelmigen, planten die meer dan twintig meeldraden, op den kelk vastgehecht, en maer één stampertje hebben.

De Honingbloem of wilde Oranjeboom (Philadelphus coronarius van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van Zuid-Europa, dat in België veel in de lusthoven wordt geplant, en zeer getakkeld groeit, wel 3 meters hoog, met eironde, eenigermate getande bladen; bloeit meest in juny, met eenzame, witte, dubbele bloemen, die eenen zoo welriekenden geur verspreiden, dat men met genoegen die bloemen aenschouwt en weder ziet bloeijen.

De lage Honingbloem (Philadelphus nanus) is een langlevend heester-houtgewas van Italië, dat in België in de lusthoven wordt geplant, en zeer getakkeld groeit, omtrent 1 meter hoog, met eironde, eenigermate getande bladen; bloeit van mei tot in juny, met zeer veel witte, eenzame, dubbele bloemen.

De reuklooze Honingbloem (Philadelphus inodorus) is een groot heester-houtgewas van de Caroline, dat in België op goede standplaetsen in de lusthoven geplant, wel omtrent 4 meters hoog wast, met geheele, effenrandige bladen, en meest in juny bloeit, met groote, witte, reuklooze bloemen.

De Honingbloem met witten dons behaerd (Philadelphus pubescens) is een heester-houtgewas, dat onlangs van Amerika in België is overgevoerd, en heestergewyze tamelyk hoog groeit, met breede, langwerpige bladen, die van onder wit zyn; bloeit alhier van juny tot in july, met witte bloemen, die eenen zeer acngenamen geur verspreiden.

De aenkweeking van al deze Honingbloemen kan door uitloopers en inleggers geschieden; maer zy moeten in de lente op goede, opene plaetsen, in lossen, zandigen grond geplant worden.

Men kan uit de bloemen van de eerstgemelde soort, eene welriekende olie bereiden, door middel van katoen in boom-olie te bevochtigen, waertusschen de bloemen by lagen gelegd en uitgeperst worden. Deze olie wordt in veel geneesmiddelen op de wyze van de jasmyn-olie gebruikt. Men vindt beschreven, dat die bloemen heden by veel doctors, door af kooksel worden gebruikt om de anderdaegsche koortsen te verdryven. De doctor G. Grimaud De Caux zegt, dat hy daermede verscheidene proeven heeft gedaen, die alle met den besten uitval zyn bekroond. Men heeft ook sedert eenige jaren ontdekt, dat de Honingbloem (Philadelphus coronarius), eene schoone, bruine, vaste verw inhoudt, die in Frankryk veel wordt gebruikt om de stoffen bruin te verwen, waertoe men de kleine jonge stengen vergaderd, en door afkooksel die verw uithaelt (Zie desaengaende Thiebaut de Bernéaud, Traité élém. de Botanique, p. 194, Bruxelles, 1838).

HOOREBEKIA, in 't fransch Hoorebekia, in 't latyn Hoorebekia, is onder de 14° klasse, 1° sectie van Tournefort gesteld, der Straelbloemen, samengestelde bloemen met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek; onder de familie der Zonnebloemen van Jussieu, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen, 2o orde,

II.

21

BIBL. UNIV.

GENT

« VorigeDoorgaan »