Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

kruidplant van Europa, die in België ten alle kanten in de drooge bosschen, op de bergen, enz., groeit, met regte stelen en tongvormige bladen, die eenigzins aen de hertstong gelyken, waerdoor deze plant haren naem verkregen heeft. De wortels van deze plant zyn, om hunne deugden, van over oude tyden door geheel Europa vermaerd; er zyn byna geene Kruidkenners of zy hebben die plant beschreven. De wortels, die zeer veel runne inhouden, worden gedroogd en meest in poeijers gestampt, en zyn zeer dienstig om de miltzucht en geelzucht te genezen en den langdurigen witten vloed te stelpen; zy worden ook gebruikt om den buikloop te stoppen en tegen de ontsteking der ingewanden. Die wortels in het water gekookt en met dit water den mond gespoeld, maekt de losse tanden vast en is goed om de keelpyn te stelpen. De veeartsen verzamelen die wortels zeer veel om in de geneesmiddelen voor het vee te gebruiken. Eindelyk, het water uit de wortels gedistilleerd, heeft eene samentrekkende kracht.

Men vindt die plant in de kruidhoven der Hoogescholen onder de Winkelplanten, om de leerlingen deszelfs deugden te doen kennen; het kan door struikscheiding in de lente aengekweekt worden.

HEULBLOEM, Slaeproos, Kollebloem, Klaproos, Slaepbol, Mankop, in 't fransch Pavot, Coquelicot, in 't latyn Papaver, is onder de 6 klasse, 2 sectie van Tournefort gesteld, der roosachtige bloemplanten, met eenen veelbladigen, regelmatigen bloemkrans, samengesteld uit drie tot tien bloembladen; door Jussieu onder de familie van de Slaepbollen, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria monogynia, veelhelmigen, met één stampertje, wier meeldraden van twintig tot honderd in getal, op het vruchtbeginsel zyn vastgehecht.

Zeer veel verschillige soorten van die éénjarige plauten zyn in België bekend.

De Slaeproos (Papaver somniferum van Linnaeus), die in België alle jaren in de velden en kruidhoven wordt gezaeid, groeit met ronde, regte stengen en stamomvattende, gladde, ingesnedene, ongelyk getande bladen, en bloeit meest in juny, met

groote gevlekte bloembladen, waervan men er, volgens de medesoorten, van verscheidene kleuren heeft, met enkele en dubbele roode, purpere en witte bloemen. Zy brengen gladde zaedhuizen met zeer veel zaden voort, die ryp geworden zynde, luchtgaten verkrygen, om hare zaedjes door te storten; de bedekte bovenste schulpjes dienen om hunne zaedjes tegen den regen en de vochtigheid te bevryden. Nadat het ryp zaed uit die zaedhuizen gehaeld is, wordt er met de binnenste deelen der zaedhutjes een zeer goede siroop met suiker bereid, die zeer goed is voor de verhitheden, om den langdurigen hoest en de borstpyn te verzachten, en de spieren der ademtochten te herstellen; zy wordt ook als slaepverwekkend middel gebruikt, en is by de apothekers onder den naem van Heulsiroop (Diacode) bekend. De beste Opium wordt ook met het sap uit de stengen van die Slaeproozen gemaekt, waeruit het gemeenlyk een weinig na het bloeijen door insnyding wordt getrokken; dit sap vervolgens door de kunstscheiding bereid, geeft dien kostelyken Opium, die tegen verscheidene ziekten door de geneesheeren wordt voorgeschreven, en den voorkeur op den egyptischen Opium heeft verworven, omdat die dikwils, om zyn gewigt te vermeerderen, vervalscht wordt met stoffen die hem zyne eigene krachten doen verliezen. Er wordt ook uit die Slaeproozen, zoo als uit de Cisterroos, een goede Laudanum gehaeld, die ook in verscheidene ziekten als slaepverwekkend middel wordt gebruikt. De olie uit het zaed van die Slaeproozen gestampt, is zeer zoet en aengenaem van smack, en wordt veel op de wyze van de olyfolie alhier te lande en elders, in de huishoudens gebruikt. Deze olie is in den handel onder den naem van Oliolum of kleine olie bekend, en stolt nooit door de koude; derhalve wordt zy met Olyfboom-olie vermengd, om die vloeijende en klaer te maken. Die Kollebloem-olie is ligt en zacht om te verteren, en brandt zeer klaer; zy wordt in sommige landen gebruikt, om een zeker slach van oliekoeken mede te bakken. De marseilsche of witte spaensche zeep wordt ook veel met die Kolleolie gemaekt.

De Klaproos of Koornroos (Papaver rhoeas van Linnaeus) is een éénjarige plant, die in België ten alle kanten in de koorn

velden, enz. wast, met gehaerde stengen en gevleugelde, uitgesnedene bladen; bloeit meest in juny, met schoone, roode scharlaken bloemen, waervan men eenige medesoorten vindt, met dubbele roode en enkele witte bloemen; zy brengen gladde zaedhuisjes met veel zaedjes voort. Deze bloemen, binnen den bloeityd geplukt, zyn zeer dienstig om conserve en siroop mede te maken, welke gegeven wordt aen de kinderen die den kinkhoest hebben. De bloembladen droog in het kokende water geweekt, en als thee gedronken, zyn een verzachtend, pynstelpend middel, voor de langdurige vallingen en zware verkoudheden. Gelyk dit eenvoudig middel altoos warm ingenomen werd, heeft het eene groote uitwerking op de spieren, verwekt het zweet, en veroorzaekt ook eenen ligten kamergang.

De bastaerd Slaeproos (Papaver hybridum), die van tweederhande planten afstamt, groeit in België, in de velden en op zandachtige plaetsen, klein van gestalte, met gebladerde stengen, en bloeit meest in juny, met zeer veel hoogroode, scharlaken bloemen, die ronde zaedbollen voortbrengen.

De stekende Mankop (Papaver argemone van Linnaeus, of Papaver clavigerum) groeit in België meest in de velden, op drooge plaetsen, met gebladerde stengen, en bloeit meest in mei, met hoogroode bloemen, die behaerde, knodsvormige zaedbollen voortbrengen.

De twyfelachtige Slaeproos (Papaver dubium of Papaver parviflorum) groeit in België, in Henegouwen, Vlaenderen en Braband in het koorn, met stengen welker bovenste der schors met baren is bekleed, en bloeit meest op het einde van mei, met scharlaken bloemen.

De gele Kollebloem (Papaver cambricum) is eene langlevende kruidplant van de Pyrenesche gebergten, die in België in de bloemhoven wordt geplant, en bloeit met veel bloemen op de stengen, die gladde, langwerpige zaedbollen voortbrengen.

De Slaeproos van de Alpische gebergten (Papaver alpinum) is eene langlevende kruidplant, die in België in de bloemtuinen wordt gekweekt, en groeit met gevleugelde bladen en met haerbedekte stengen; bloeit meest in juny, met witte en gele bloem

bladen, en brengt door het zaed verscheidene kleuren voort.

De oost-indische Slaeproos (Papaver orientalis), die alle jaren in de kruidhoven wordt gezaeid, groeit met gevleugelde, getakkelde bladen en oneffene, ruwe, éénbloemige stengen, met roode bloemen.

De Slaeproos met naekte steng (Papaver nudicaule), is eene tweejarige kruidplant van Siberiën, die veel in de noordelyke deelen van Europa in de hoven en velden wordt gezaeid, en groeit met enkele, gevleugelde bladen en bloote, gehaerde stengen; bloeit met witte en gele bloemkransen en gehaerde zaedbollen, en brengt door het zaed medesoorten voort. Al deze gemelde soorten bezitten goed, vet zaed, waeruit men olie kan stampen, die een klaer brandend licht inhoudt en op velerlei wyzen tot nut der menschen wordt gebruikt.

In het jaer 1797 heeft de londensche Maetschyppy, ten voordeele der uitvindingen gesticht, een geheim van den heer Ball voor 50 guineën gekocht, om het sap uit de Heulbloem te trekken en Opium Opium van te maken. Zie hier het eenvoudig middel om dit te verrigten: Men zaeit dit Heulzaed in maert, in zeer wel gevetten grond, en verdunt vervolgens de planten op eenen afstand van omtrent 50 centimeters van elkanderen; door deze tusschenruimte vormen zy verscheidene getakkelde stengen, waerop veel zaedhuisjes en bloemen bloeijen. Wanneer de bloemen uitgebloeid en de zaedhuisjes nog groen zyn, maekt men met een pennemes aen de eene zyde van elk zaedhuisje drie of vier in de lengte loopende sneden, van byna eenen duim lang, die maer juist door de opperhuid mogen gesneden worden. Uit die sneden loopt dan een melkachtig vocht, dat niet anders dan Opium is, en er somtyds zoo overvloedig uitloopt, dat het op de bladen der planten valt en stolt. Na eenen of twee dagen heet zonneschyn, bekomt die Opium een grys- of bruinachtig kleur. Men schrabt hem dan van de bladen en zaedhuisjes, om in een vat te vergaderen; omtrent twee dagen daerna heeft hy dikte genoeg bekomen om in eenen pot te bewaren. Door deze wyze van bewerking verkrygt men eenen zoo goeden en goedkoopen Opium, als die welke van de Indiën in Europa overgezonden

wordt. Deze proefneming is sedert door den doktor Bretonneau en vele anderen gedaen, en men heeft nog bemerkt dat de insnydingen aen de zaedhuisjes van de Heulbloemen die geenzins beletten goed zaed voort te brengen.

HOEFBLAD, Ezelspooten, Dokkeblad, Pestwortel, in 't fransch Tussilage, Pas d'Ane, in 't latyn Tussilago, door Tournefort Petasites genoemd, en onder zyne 12° klasse, 2o sectie gesteld, der pypbloemen, en onder de 14° klasse, 1o sectie, der straelbloemen; door Jussieu onder de familie van de bloemtrosdragende planten, en onder de 19 klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen, 2° orde, overbodige veelwyvery of overbodige samenhelmigen, vyf meeldraden zyn onderlinge met hunne helmknopjes samengegroeid. De bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, die van den omtrek vrouwelyk; maer beiden geven vruchtbare zaedkorrels.

Het Hoefblad of Ezelspoot (Tussilago farfara) is eene langlevende kruidplant van Europa, die in België ten alle kanten in vette gronden, op belommerde plaetsen, aen de hoven, hagen en velden, waer het eenigzins vochtig is, groeit, met hartvormige, hoekige bladen, een weinig getand, die van onder wit en van boven groenachtig zyn, en éénbladige schachten die over elkander liggen; bloeit alhier meest van het einde van maert tot in april, met geclachtige, vereenigde bloempjes.

Het hoedenmakers Hoefblad of Dokkeblad (Tussilago petasites van Linnaeus) is eene langlevende plant van Europa, die in België op vette plaetsen, in vochtige gronden, aen de kanten der mestpoelen en aen de boerenhoeven groeit, met bladstelen en groote, hartvormige, getande bladen, waertusschen geschulpte schachten in maert uitspruiten, waerop meest in april purperachtige, vereenigde pypbloempjes bloeijen.

Dit zyn de twee soorten die aen België eigen zyn, maer het schynt dat elke landstreek der wereld hare soort van die Hoefbladen heeft.

De alpische Ezelspoot (Tussilago alpina) groeit meest in de Alpische gebergten, met hartvormige, rondachtige, doorzichtige of doorschynende bladen.

« VorigeDoorgaan »