Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

of bry bereid, om in de vurige tyden tegen den buikloop en roodenloop, als stoppend middel, aen de zieken te eten te geven.

In België, Engeland, Duitschland en elders, wordt de Haver veel gebruikt om bier te brouwen en genever te stoken; zy wordt ook van de ameldonkmakers gebezigd; maer het grootste gebruik van de Haver is tot de voeding der huisdieren, zoowel viervoetige als pluimgedierten, bestemd; de paerden inzonderlyk eten die met drift, maer opdat zy die wel zouden kunnen verteren, vermengd men die, by het voederen, met nat gesneden stroo : want zuiver gevoederd, breken zy zeldzaem al dit graen; derhalve is het voor de oude paerden zeer prysbaer dat men hun die gemalen geeft dit Havermeel is zeer dienstig om koeijen, ossen en verkens te vetten en aen de zieke dieren met kernmelk te drinken te geven, om de vurigheid te doen scheiden: dit meel in brood gebakken, is zeer dienstig om schapen en jonge lammers op korten tyd te vetten. Eindelyk de Haver vet weldra alle pluimgedierten, en de kiekens met de eerste lentedagen met Haver gevoed, zullen welhaest eijeren leggen. De Haver op drooge zolders gelegd, en by tyds geroerd, zal langere jaren dan de Tarwe voor het gebruik goed blyven.

HAVIKSKRUID, Sperwerskruid, in 't fransch Épervière, in 't latyn Hieracium, is onder de 13e klasse, 1° sectie van Tournefort gesteld, der Tong- of Lintbloemen, samengesteld uit een groot getal kleine, éénbladige, regelmatige bloemkransen, wier bloemblad vlak naer cene zyde uitsteekt, en waeraen men den naem van tong- of lintbloempjes gegeven heeft, zoo als de Boksbaerd enz., bloeit; door Jussieu onder de familie van het Cichoreikruid of Andyvie gesteld, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia aequalis, samenhelmigen, 1° orde, gelyke veelwyvery of gelyke samenhelmigen; vyf meeldraden zyn onderlinge met hunne helmknopjes te samengegroeid; alle bloempjes zyn tweeslachtig, en bygevolg allen gelykelyk vruchtbaer.

Men vindt zeer veel soorten van dit kruid in België en elders in Europa in 't wilde wassen, en ook andere die om hunne bloe

[ocr errors]

men en nuttige deugden in de bloemhoven worden geplant; het zyn allen langlevende kruidplanten.

Het muizenoorig Havikskruid (Hieracium pilosella) groeit ten alle kanten in België op drooge, onbebouwde plaetsen, met rankjes langs den grond uitgespreid en geheele, ovale blaedjes, die van onder wit zyn bewold, en waeruit in mei bloote schachtjes spruiten, die maer 6 of 7 centimeters hoog wassen, waerop van juny tot in july hooggele bloemen bloeijen.

Het twyfelachtig Havikskruid (Hieracium dubium van Linnaeus) groeit in België meest in de drooge meerschen en weiden, met schachten, geheele en gewolde bladen, die wit katoenachtig zyn en aen de groote Rattenooren wel gelyken; bloeit meest in july met gele bloemen.

Het Bosch-Havikskruid (Hieracium sylvaticum) groeit in België in de drooge bosschen, met gebladerde, regte, getakkelde stengen, en langwerpige, lansvormige bladen, die zeer zacht zyn; bloeit meest in juny, met geschulpte bloemkelken en gele

bloemen.

Het Savoijaers Havikskruid (Hieracium sabaudum van Linnaeus) groeit veel in Henegouwen, Vlaenderen en elders in België in de bosschen, met veel stengen en ovale, lansvormige, getande bladen die byna de stengen omvatten; bloeit meest in july, met gele bloemen.

Het trosvormig of schermdragend Havikskruid (Hieracium umbellatum) groeit in België meest in de drooge weiden, met stengen en lynvormige, getande, verspreide bladen; bloeit meest in augusty, met zwartachtige, ruwe bloemkelken en trosvormige, gele bloemen versierd.

Het Beerenoor-Havikskruid (Hieracium auricula) groeit in België meest in de onbebouwde, woeste velden en heiden in de Kempen, met veel kruipende stengen en gladde bladen aen de boorden gehaerd; bloeit in july, met bloemsteeltjes en gele bloemen.

Het Muer-Havikskruid (Hieracium murorum) groeit in België op de oude muren en drooge heiden, met eironde, getande blaedjes aen de wortels en kleine, getakkelde stengen; bloeit in july, met gele bloempjes.

1

Het Moeras-Havikskruid (Hieracium paludosum) groeit in België in de vochtige bosschen, meerschen en aen de poelen, met getakkelde stengen en steng-omvattende, gladde, langwerpige, getande bladen, en bloeit met zwarte, ruwe, bewolde bloemkelken met gele bloemen. Dit zyn al de soorten van het Havikskruid die men in België vindt groeijen.

Het vreemd Havikskruid (Hieracium aurantiacum) is eene langlevende kruidplant, die in Frankryk, Italië en Oostenryk wast, maer in België in de bloemhoven wordt geplant; zy groeit met langwerpige bladen aen de wortels en bloote schachten, van omtrent 25 of 30 centimeters hoog; bloeit van july tot in september, met hoog oranjekleurige bloemen; de Hieracium aurorum, die met schoone goudgele bloemen byna den geheelen zomer bloeit, schynt er eene medesoort van te zyn.

De Hieracium porrifolium groeit in Frankryk, Duitschland, Oostenryk en elders; de Hieracium villosum groeit meest in Bohemen; de Hieracium racemosum van Willdenow, groeit meest in Hongariën; de Hieracium alpinum groeit in de Alpische gebergten; de Hieracium undulatum van Willdenow, komt voort van Spaenje. Al deze vreemde planten worden by veel liefhebbers in de kruidhoven gekweekt; men heeft door het zaed verscheidene medesoorten, zoo als den Hieracium Jacquini, Hieracium speciosum en veel andere, by onze bloemisten verkregen; zy kunnen ook door wortelscheiding in de lente aengekweekt worden.

De heilzame krachten van het Havikskruid zyn van over oude tyden door geheel Europa bekend; maer onder al deze soorten, worden de stengen en bladen van het kroonwyze of schermdragende Havikskruid, dat in België in de drooge meerschen en weiden wast, om hunne schoone gele verw geacht, en terwyl deze plant bloeit, in augusty vergaderd en droog gebruikt om alle slach van stoffen geel te verwen. Deze eigenschappen vindt men byna in alle kruidkundige werken beschreven.

Het Havikskruid heeft eene koude, verdroogende, samentrekkende kracht en eenen zeer bitteren smaek; daerom, zegt Lobel, heeft dit kruid cene merkelyke en algemeene kracht, door

dewelke het de schellen en vliezen van de oogen zuiveren kan. Ch. Clusius voegt er by, dat het sap van dit kruid in de oogen gedruipt, zeer goed is om de duisterheid en andere gebreken der oogen te verhelpen. Eindelyk dit kruid wordt in sommige landen met olie en azyn bereid, en op de wyze van de Hazenlatuwe geëlen, die zeer verkoelend is en het lichaem zuivert, den buik week maekt en de groote hitte verdryft, die dikwils den mensch de rust en het slapen belet. Het sap wordt gemeenlyk met honig of siroop bereid, om als conserve in de geneesmiddelen te gebruiken.

HAZELAER, Hazelnotenboom, Baerdnoten, in 't fransch Noisetier, Coudrier, in 't latyn Corylus, is onder de 19o klasse, 1° sectie van Tournefort gesteld, der bloembladlooze boomen die katjes dragen, wier bloemen in een katje zyn geplaetst; door Jussieu onder de familie van de katjesdragende planten, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia polyandria, eenhuizigen, met veel helmstyltjes; er zyn mannelyke en vrouwelyke bloemen, welke op ééne s'eng aengetroffen worden.

De wilde Bosch-Hazelaer (Corylus avellana van Linnaeus) is een langlevend kreupel-houtgewas van Europa; het groeit in België, in de belommerde bosschen, kanten, hagen, enz., heestergewyze maer omtrent 2 of 3 meters hoog, met ovale, stompe bladen; bloeit alle jaren meest in maerte, en brengt gewoonlyk met september rype noten met kerntjes gevuld voort.

De tamme groote Baerdnoot (Corylus maxima, of Corylus tubulosa van Willdenow), groeit in de lusthoven, met regte takken en langwerpige, stompe stoppeltjes; bloeit ook meest in maert, en brengt met september rype vruchten met zoete kerntjes voort. Men vindt vier medesoorten: ten 1e de Baerdnoten met roode vruchten en roode bladen; 2° de roode Baerdnoten met witte schillen; 3o de Baerdnoten met groote, rondachtige, witte vruchten; 4° met breede baerden en gehoornde vruchten, die allen in de hoeken der hoven worden geplant.

De Levantsche of Bizantsche Baerdnoten (Corylus colurna van Linnaeus, of Corylus Byzantina), van Constantinopelen, wordt in

België in de lusthoven geplant, en groeit maer omtrent 1 1/2 meter hoog, met smalle, spitse bladen of stoppeltjes.

De spaensche Baerdnoot of Hazelnoot (Corylus hispanica) is een heester-houtgewas van Spaenje, dat in de lusthoven alhier geplant met maerte bloeit, en op het einde van september groote, hoekige, rype vruchten voortbrengt, maer die hard en toch zoo zoet van kerns als de andere Baerdnoten niet zyn.

Men heeft in België van Amerika nog den gehoornden Hazelaer (Corylus rostrata) verkregen, die heestergewys maer omtrent 1 meter hoog wast en eenzame, hoornvormige vruchten voortbrengt.

Al deze Hazelaers, die in België zeer gewillig groeijen, kunnen door de gemeukte rype noten in de lente geplant, en door uitloopers die zy genoeg geven, in het voorjaer aengekweekt worden; zy begeren van natuer meest eenen vochtigen grond, eene beschaduwde plaets, en moeten op eenen afstand van 2 meters geplant worden; als de struiken wat oud worden en dan dikwils niet veel noten meer dragen, moeten zy tot aen den grond afgekapt worden.

De huishoudelyke gebruiken van de Hazelaers zyn wel bekend; toch zal ik alhier de voordeelen die zy opleveren aenhalen: het hout is wit, zeer taei en buigzaem, en dient derhalve om hoepels, banden voor tonnen en kleine vatwerken te maken. De mandemakers gebruiken het in hunne werken; het dun schaefsel van het Hazelaerhout, in dikke, onklare wynen en moswyn geworpen, maekt dezelve binnen de 24 uren helder en klaer; van de jonge takken brandt men kolen, die van de teekenaers worden gezocht; de wortels zyn fraei met geelachtige aders, en worden derhalve gezocht om inleg- en lystwerken te maken. De Baerdnoten uit hunne bolsters gehaeld zyn, versch en droog, zeer aengenaem om eten by het drinken van een glas wyn; zy geven een goed voedsel, maer vereischen eene gezonde maeg. Men kan uit de Baerdnootkerns eene melk, op dezelfde wyze als de Amandelmelk maken; zy wordt zeer geprezen voor menschen die met graveel gekweld zyn, alsmede om den buikloop en andere vloeden te stoppen; de noten geven door uitpersing eene olic, die in

« VorigeDoorgaan »