Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

in het land zyner afkomst wel 5 meters, maer in België maer omtrent 2 meters hoog wast, zeer getakkeld, met altoos blyvende, groenblinkende, verniste, groote, eironde bladen; bloeit alhier meest van july tot in september, met schoone witte bloemen, die eenen aengenamen geur inhouden, en zaedhuisjes met dubbel gevleugelde zaedjes voortbrengen.

De met dons behaerde Gordonia (Gordonia pubescens van L'heritier) is een langlevend heester-boomgewas van de zuidelyke deelen van de Caroline; wast in België met eenen zeer getakkelden steng en ruwe, harige, met dons bedekte bladen; bloeit alhier meest in july, met zeer lieflyke witte bloemen, die eenen aengenamen violettenreuk verspreiden.

Deze schoone gewassen kunnen moeijelyk aen onze koude winters wederstaen, en moeten derhalve in potten, in de groenhuizen worden bevryd; zy kunnen door het ryp zaed op teilen, zoo als de Azaleas, in den heigrond gezaeid, en verder met dolkens verplant worden, en ook door inleggers en afzetsels aengekweekt worden. Men ziet deze boomgewassen, in sommige deelen van Frankryk, veel in de lusthoven geplant, alwaer zy de koude winters doorbrengen, en door hunne schoone gedaente die zeer lieflyk versieren. Men vindt by onze bloemisten ook de Gordonia anomala, polyspara, axillaris.

GORTERIA, in 't fransch Gorteria, in 't latyn Gorteria, is onder de familie van de Straelbloem-planten gesteld, met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia frustranea, samenhelmigen, 3° orde, vruchtelooze veelwyvery of vruchtelooze samenhelmigen. De bloemen van de schyf zyn tweeslachtig en vruchtbaer; die van den omtrek geslachtloos of vrouwelyk; vyf meeldraden zyn onderling met hunne helmknopjes te samen gegroeid, zoo als de Straelbloemen gewonelyk bloeijen.

De styve Gorteria (Gorteria rigens van Linnaeus) is een langlevend kruidachtig gewas van de Kaep; groeit in struiken, met lansvormige bladen aen de wortels, die eenigzins gevleugeld zyn,

waertusschen in de lente zwakke stengen uitspruiten, die maer omtrent 20 centimeters hoog wassen; bloeit alhier meest van july tot in augusty, met gele saffraenkleurige bloemen op de schyf, waervan de tongbloem-bladen van onder wit en van boven violetkleurig gevlekt zyn.

De Gorteria met gevleugelde bladen (Gorteria pinnata van Willdenow) is eene langlevende plant van Afrika; zy groeit met stengen die alle jaren in de lente uit de wortels spruiten, omtrent 30 of 35 centimeters hoog, en bloeit met groote gele bloemen, die eenen zoeten geur inhouden.

De Pauw-Gorteria (Gorteria pavonia van Andrews) is een langlevend, kruidachtig houtgewas van de Kaep, dat alhier groeit met kleine blaedjes, maer tamelyk hooge stengen; bloeit in de oranjehuizen van in april, met groote straelbloemen, die aen de pauwsoogen gelyken.

De éénbloemige Gorteria (Gorteria uniflora) van de Kaep, met lansvormige bladen, die van onder wit zyn, en zwakke stengen; bloeit met éénbladige bloemen.

De Gorteria met groote bloemen (Gorteria grandiflora), met nog andere schoone soorten van Afrika, worden hier allen om hare bloemen gekweekt, maer kunnen onze koude winters niet wederstaen, en worden derhalve in potten in de groenhuizen bevryd en met de lente in den vollen grond geplant, alwaer zy de bloemperken binnen den zomer zeer lieflyk versieren; zy kunnen door wortelscheiding in den herfst, door het ryp zaed in de lente, om vervolgens met dolkens in den heigrond in potten te verplanten, en ook door afzetsels aengekweekt worden.

GOUDBLAD, Guldenblad-boom, in 't fransch Chrysophylle, Caïmitier, in 't latyn Chrysophyllum, is door Jussieu onder de familie van den Bryappel-boom gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben; vyfmannig en éénvrouwig in eene tweeslachtige bloem.

Het breed Goudblad (Chrysophyllum caïnito van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Antilische Eilanden, dat in

België sedert dertig jaren is overgevoerd en alhier in de matige serren wordt gekweekt; het groeit heestergewyze, zeer getakkeld, met eivormige bladen, die even wyd, van boven groen en van onder blinkend gewold zyn; bloeit met steellooze bloemtrosjes en klokvormige bloemkransjes, die beziën met tien kerntjes voortbrengen.

De Goudblad-boom met zeer groote bladen (Chrysophyllum macrophyllum van de Bot. Bret.) is een langlevend heester-boomgewas van de West-Indiën, dat onlangs van Amerika alhier is overgevoerd, en by den heer Louis Van Houtte, te Gentbrugge, in de matige serren wordt gekweekt.

De Chrysophyllum anona is van Jamaïka overgebragt, en groeit met bladen die langs boven groen en langs onder wit bemeeld zyn; bloeit met geelachtige bloemen, die bolronde, blauwe vruchten voortbrengen; de krachten van die beziën zyn my niet bekend.

Deze gewassen worden om hunne wonderbare bladen, bloemen en vruchten in de warme serren, door afzetsels in potten, op warme broeibakken, in de lommer onder het glas aengekweekt, of door het korrelzaed in den heigrond gezaeid; zy moeten met zorg gekoesterd, en nadat zy twee of drie blaedjes bekomen hebben, in potjes verplant worden.

GOUDBLOEM, Guldenbloem, in 't fransch Souci, in 't latyn Calendula, door Tournefort Calta genoemd, en onder zyne 14° klasse, 4° sectie gesteld, der Straelbloemen; samengestelde bloemen met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek; door Jussieu onder de familie van de kroonvormige bloemen, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia necessaria, samenhelmigen, 4o orde, noodzakelyke veelwyvery of noodzakelyke samenhelmigen; de bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, maer onvruchtbaer door een vormsgebrek van den stempel; die van den omtrek zyn vrouwelyk en worden door het stuifmeel der schyfbloemen bevrucht : in dit geval zyn zy dus noodzakelyk ter instandhouding van de

soort.

De Winkel-Goudbloem (Calendula officinalis van Linnaeus) is

eene éénjarige kruidplant van Europa, die in België alle jaren in den herfst of vroeg in de lente in de bloemhoven wordt gezaeid, om nadien op de boorden der bloemperken te verplanten; zy verandert somtyds door het zaed, en verkrygt dubbele hoogen bleekgele bloemen. Men vindt er heden verscheidene medesoorten van, zoo als de Goudbloem van Trianon, te Versaillen in den koninglyken lusthof uit het zaed gewonnen, die in België is verspreid, en met allerschoonste groote, dubbele, gele bloemen den geheelen zomer bloeit.

De Veld-Goudbloem (Calendula arvensis) is eene éénjarige kruidplant, die in sommige landstreken in de velden wast, en met enkele gele bloemen bloeit.

De gesternde Goudbloem (Calendula stellata van Willdenow) is eene éénjarige kruidplant, die in de bloemtuinen in de lente wordt gezaeid, waervan men het zaed eerst uit Egypten heeft verkregen.

De regenschermige Goudbloem (Calendula pluvialis van Linnaeus) is eene éénjarige plant van de Kaep; zy groeit met gebogene, lansvormige, getande bladen, gebladerde stengen en draedvormige bloemstelen, en bloeit met gele bloemen, die zich by het aenkomen van den regen sluiten.

De houtachtige Goudbloem (Calendula fruticosa van Linnaeus) is een langlevend kruidachtig houtgewas van de Kaep, dat alhier in de oranjehuizen wordt gekweekt, en groeit met ovale, getande bladen en zwakke, houtachtige stengen.

Men heeft onlangs nog van Afrika de Goudbloem met Ganzebloem-bladen (Calendula chrysanthemifolia) verkregen, die met houtachtige stengen wel 80 centimeters hoog wast, in de oranjehuizen's winters bevryd, met de lente in de vrye lucht wordt geplant, en geheel den zomer met hooggele bloemen versierd bloeit.

De grasachtige Goudbloem (Calendula graminea) is ook eene nieuwe, langlevende kruidplant, die in den vollen grond zeer wel onze koude winters wederstaet, en door hare schoone geelblinkende bloemen, die den geheelen zomer bloeijen, onze tuinen zeer lieflyk versiert..

Al deze planten kunnen door het zaed in de lente aengekweekt worden, waeruit men dikwils schoone medesoorten bekomt. Men bemerkt somwylen, als die Goudbloemen in de bloemperken staen geplant, dat er 's avonds, omtrent zonnenondergang, een glanzende blik uitschiet, die als een bliksem verschynt.

Onder al deze Kruidplanten is de Winkel-Goudbloem (Calendula officinalis) inzonderlyk, van over zeer oude tyden, om Lare deugden bekend: zy wordt in sommige landen veel als toekruid met de Salade geëten, en in Italië en elders in de huishoudens als Waermoeskruid bereid. Het kruid en de bloemen zyn warm van aerd, tot in den tweeden graed; derhalve mogen zy als voeding voor de menschen en dieren worden gebruikt. Zy kunnen de koude magen verwarmen en alle kwade vochten uit het lichaem door den kamergang verdryven. De bladen gestooten, zyn dienstig om op de zeeren en wonden te leggen en die zuiver te genezen. Het sap uit dit kruid geperst, in de ooren gedaen, doet de pyn verdwynen en doodt de wormen. De Goudbloemen in den azyn geweekt, zyn zeer dienstig om den mond mede te spoelen voor hen die by persoonen moeten verkeeren welke door vurige of besmettelyke ziekten aengedaen zyn. Er wordt uit de bloemen een water gedistilleerd om tegen de hartklopping, geelzucht en koortsen, met andere medecynen te vermengen. Die bloemen droog in poeijer gestampt, bezitten een stoppend middel. De Goudbloem wordt ook in sommige landen als saffraen in vele spyzen gedaen, om er een geel kleur aen te geven. Eindelyk wordt er nog eene gele verw uit getrokken.

GOUDENHAER-KRUID, Rhynbloem, in 't fransch Chrysocome, in 't latyn Chrysocoma, door Tournefort Conyza genoemd, en onder zyne 12° klasse, 2° sectie gesteld, der pypbloemen, samengesteld uit kleine, éénbladige, regelmatige, trechtervormige bloemkransjes; door Jussieu onder de familie van de trosbloemdragende planten, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia aequalis, samenhelmigen, 1° orde, gelyke veelwyvery of gelyke samenhelmigen, alle bloempjes zyn tweeslachtig en bygevolg allen gelykelyk vruchtbaer.

« VorigeDoorgaan »