Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

GINST, Brem, Akkerbrem, Spaensche Ginst, Bieze-Ginst, in 't fransch Genét, in 't latyn Genista, is onder de 22° klasse van Tournefort gesteld, der heestergewassen, wier bloemkrans vlindervormig is; door Jussieu onder de familie van de peulvruchtdragende planten, en onder de 17° klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen met tien helmstyltjes; hier zyn de meeldraden veranderlyk in getal en met hunne helmdraden lot twee afzonderlyke lichamen samengegroeid.

De Verwers- of Akkerbrem (Genista tinctoria) is een langlevend heester-houtgewas van Europa; het groeit ten alle kanten in België, op drooge plaetsen in de heiden, velden en bosschen, met getakkelde stengen en lansvormige, altoosblyvende, donker-groene blaedjes; bloeit alhier meest op het einde van mei, met gele, vlindervormige bloemen, die peulvruchten met veel zaden gevuld voortbrengen. Geheel deze plant bezit eene schoone gele verw, die in vele landen, na het bloeijen in july, wordt vergaderd om alle slach van stoffen geel te verwen. Het zaed op genever of witten wyn eenigen tyd latende trekken, en er 's morgens of 's avonds een glasje van gedronken, is zeer dienstig voor de waterzuchtige menschen. Ik zal op het einde van dit artikel voorts al de deugden van deze plant beschryven.

Deze Brem wordt in de magere landen gezaeid om die vruchtbaer te maken, waer hy op drie, vier jaren zyne wortels zeer diep in den grond schiet en al het voedsel van de gronden boven laet; dan, na drie of vier jaren die Brem uitgetrokken en den grond omgeploegd, kan men er het beste koorn in winnen; men kan die jonge Brem ook, een jaer oud zynde, met droog weder in february onderploegen, om met april zomervruchten in te zaeijen, of in den hersft omploegen, om met het begin van november winterkoorn in te zaeijen. Daer die jonge Brem eene goede vette aen de akkers verschaft, heeft hy derhalve den naem van Akkerbrem verkregen.

De wollige Ginst (Genista pilosa) is een langlevend, klein heester-houtgewas; het groeit in België meest in de Kempen, in de heiden en elders, met lage, geknobbelde, gelakkelde stengen en lansvormige blaedjes, en bloeit meest in mei, met gele bloemen.

De kruidachtige Brem (Genista sagittalis) groeit meest alhier in de drooge bosschen, met gevleugelde, geknoopte, getakkelde stengen en ovale, lansvormige bladen; bloeit meest in juny, met gele bloemen.

De engelsche Brem of Kattendoorn (Genista anglica van Linnaeus), is een heester-houtgewas, dat in Engeland, en ook veel in de Kempen, Braband, Vriesland en elders groeit, met enkel gedoornde stengen, ongedoornde bloeitakken en lansvormige bladen; bloeit meest in mei, met gele bloempjes. Deze soort van Brem wordt in Engeland veel in de woeste gronden gezaeid, vervolgens in juny afgemaeid en gedroogd, om 's winters de kruidetende dieren te voeden : de afgedorschte bladen doen de koeijen en geiten veel melk geven.

De bloemende Brem (Genista florida), van sommigen BiezeGinst en ook spaensche Verwers-Brem (Genista tinctoria hispanica) genoemd, is een heester-houtgewas van Spaenje, dat omtrent 1 meter hoog groeit, met gestreepte, ronde, biesachtige takken, en bloeit alhier meest in july, met bloemtrossen en gele bloemen. Deze plant, die moeijelyk onze koude winters kan wederstaen, bezit ook eene gele verw en wordt gebruikt om een groen kleur

te maken.

De canarische Brem (Genista canariensis) wordt, om zyn schoon groen gewas en lieflyke bloemen, meest in potten in de matige serren gekweekt.

De siberische Brem (Genista siberica) wordt om zyne reusachtige gedaente in de lusthoven veel geplant, en kan wel onze koude winters wederstaen. De takjes van dezen Brem voegen zich zeer wel om bessems te maken.

De aenkweeking van al deze soorten geschiedt meest door het zaed, dat men in october of maert in lossen, zandachtigen grond, op eene opene plaets zaeit. De Brem wilt liefst jong verplant worden.

Onder al deze gemelde soorten bezit de Akkerbrem de meeste deugden, en is goed tot verscheidene huishoudelyke gebruiken. De jonge bloemknopjes worden veel als de Kappers geplukt en op dezelfde wyze ingelegd, om 's winters met olie en azyn, als toe

kruid by de spyzen te eten; zy zyn voor zeer gezond geacht, inzonderheid voor de scheurbuikige, miltzuchtige en waterzuchtige menschen, en voor degenen die met graveel of steen gekweld zyn: zy verwekken den eetlust en worden by voorkeur hier te lande meer dan de ware Kappers geprezen.

De inlegging of oplegging is zeer gemakkelyk, en geschiedt als volgt: De bloemknoppen, vóór dat de bloem opengaet, geplukt zynde, laet men die twee of drie uren in de schaduwe liggen, tot dat zy wat verwelkt geworden zyn; daerna doet men ze in goeden azyn, waerin men ze acht dagen laet staen; vervolgens, daer uitgenomen zynde, zuivert en drupt men ze wel uit, en legt ze in anderen verschen azyn, met een weinig zout, en bewaert die voor het gebruik in eenen steenen pot; maer men moet zorg dragen dat er geene lucht bykomt, waerdoor zy bederven. Om ze wel onder den azyn te houden, legt men er gemeenlyk eenen leisteen of ander gewigt op. Deze ingelegde bloemknoppen worden gewoonlyk Bremkappers genoemd. Het ryp zaed uit de peulvruchten een weinig droog gebrand en fyn gestampt, er wat zout en alsem bygevoegd, op brandewyn geweekt, en, om klaer te maken, door een doeksken of zyden papier latende vloeijen, en er dagelyks twee romers van gedronken, is een goed middel voor de waterzuchtige menschen; het opent de verstopte milt, en werkt op al de waterdeelen van het lichaem.

De jonge groene toppen van den gemeenen Akkerbrem houden ook een krachtig wormafdryvend middel in, en maken zelfs een groot uitwerksel op de paerden; want de jonge toppen fyn gesneden, en drie of vier dagen onder de haver der paerden gemengd, dryven al de wormen af; hetgeen ik dikwils zelf op myne paerden heb beproefd. Sommige paerden zullen daer wel wat op pruilen; maer men laet die voedering in hunne kribbe, zonder hun ander eten te geven, en als de honger hen kwelt, beginnen zy weldra deze voeding te eten. Indien zy eenige wormen in het lyf hebben, zal men de uitwerkende krachten van dit eenvoudig middel met verwondering de volgende dagen bemerken, en bevinden dat al de taeije wormen, die in het lyf verborgen zyn, dood in den drek der paerden liggen.

GLANSGRAS, Lintriet, in 't fransch Alpiste, Phalaride, in 't latyn Phalaris, van Tournefort Gramen genoemd, en onder zyne 15° klasse gesteld, der bloembladlooze planten, wier bloemen geenen eigenlyken bloemkrans hebben; door Jussieu onder de familie van de Grasplanten, en onder de 3o klasse van Linnaeus, Triandria digynia, driehelmigen, planten die met drie meeldraedjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

In het artikel Canariezaed, welk tot het Glansgras behoort, hebben wy reeds eenige soorten van deze gewassen beschreven; wy zullen dus hier slechts van deze spreken welke aldaer niet aengehaeld zyn.

Het Lintriet (Calamogrostis en Arundo colorata van Willdenow, of Phalaris arundinacea van Linnaeus), is eene grasplant van Europa, die veel in Vlaenderen omstreeks Maldeghem, in Henegouwen, aen de kanten der Schelde, in de bosschen van Braband en op veel andere plaetsen van België groeit, met gepypte stroohalmen, lintvormige bladen en getakkelde steeltjes; bloeit meest in july, met trosvormige aren, witte en groene violetachtig gevlekte kafvliesjes en smalle baerdjes, die langs onder van fyne haertjes zyn voorzien en blinkende zaedjes voortbrengen.

Het Meersch-Glansgras (Phalaris pratensis) groeit in België ten alle kanten in de meerschen, en bloeit met lange, ronde aren en twee vliezige bloeikelkjes met haertjes gerand.

Het knottig Glansgras (Phalaris nodosa van Linnaeus) groeit meest in België op drooge kanten en heiden, met gebobbelde wortels, hooge stroohalmen en scheeve bladen.

Het Water-Glansgras (Phalaris aquatica) groeit in België meest aen de Maes, en elders in de provincie Luxemburg; bloeit met eivormige, langwerpige, geslotene aren en lansvormige kafvliesjes. Alle deze grasplanten zyn aen de kruidetende dieren zeer aen

genaem.

GLASKRUID, Muerkruid, Geneeskruid, Winkelkruid, in het fransch Pariétaire, Herbe médecinale, in 't latyn Parietaria, is onder de 15o klasse, 2o sectie van Tournefort gesteld, der bloem

bladlooze planten, wier bloemen geene eigenlyke bloemkransjes hebben; door Jussieu onder de familie van de Netels, en onder de 23° klasse van Linnaeus, Polygamia monoecia, veelechtigen, eenhuizigen, by welke dezelfde plant een- en tweeslachtige bloemen draegt, alwaer de mannelyke en vrouwelyke bloemen van elkander gescheiden, op dezelfde plant zyn

Het Winkel-Glaskruid (Parietaria officinalis van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant, die in België meest aen de muren groeit, met bladstelen en ovale, lansvormige bladen, die van boven groenblinkende en van onder met ribbekens zyn gewold, waertusschen alle jaren in mei stengeltjes spruiten, en meest in augusty vierhoekig, pyramide-wyze bloeijen, met vier bloemblaedjes in de kelkjes, die geenen glans hebben. Het mannetjesbloempje heeft vier meeldraedjes, het wyfkens-bloempje heeft geene meeldraedjes, maer een styltje, en brengt gemeenelyk een bloot, langwerpig zaedje voort. Men ziet deze planten somtyds op de oude vervallene muren wel 30 of 40 centimeters hoog wassen. Het joodsch Glaskruid (Parietaria judaica) is eene langlevende kruidplant van Azië en Palestynen, die in België in de kruidhoven wordt gekweekt; zy groeit met lansvormige bladen en regte stengels; de mannetjes-bloemen zyn tweevoudig, met drie bloemblaedjes in de kelkjes, en rondachtig gepypt. De heer Van Hoorebeke zegt, dat hy deze plant ook in Vlaenderen op de oude vervallene muren gevonden heeft, alwaer het zaed waerschynelyk door de vogelen gedragen was.

Het grieksch Glaskruid (Parietaria cretica) wordt alhier in den Kruidhof der Hoogeschool gekweekt en door het zaed vermenigvuldigd.

Het Winkel-Glaskruid (Parietaria officinalis) is door de groote menigte salpeter die het bezit, door geheel Europa vermaerd, en om zyne heilzame deugden van over zeer ouds alhier te lande bekend dit kruid met water of wyn gezoden, is zeer dienstig voor eenen ouden, overdragen hoest; het water waerin het gekookt is eenigen tyd gedronken, verdryft het graveel en den steen, en verhelpt alle gebreken der blaes. Dit kruid op de hollige zweren gelegd, opent die, en kan ook de speen genezen; met gerste

« VorigeDoorgaan »