Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

De gemeene Winter-Garst (Hordeum vulgare) is eene éénjarige plant van Rusland, die van in october in België wordt gezaeid, en het volgende jaer op het einde van mei bloeit, op de aren tusschen de baerden, en welker, bloeisels allen tweeslachtig zyn.

De Zomer-Garst (Hordeum distichon) is eene éénjarige plant van Tartarië, die in België van in february tot maert in de velden wordt gezaeid, en meest in juny bloeit; het zydelings bloeisel is mannelyk, zonder baerden, met hoekige graentjes die in de aren overeen liggen.

De italiaensche Garst (Hordeum hexastichon) is eene éénjarige plant van Siciliën, die meest in de zuidelyke deelen van Europa vóór den winter en hier met de maend maert, als de ZomerGarste, wordt gezaeid; want deze twee laetste soorten kunnen onze koude winters niet wederstaen.

De wilde Garste (Hordeum murinum) groeit meest in België op onbebouwde plaetsen; de wilde Meersch-Garst (Hordeum secalinum) groeit veel in België, in de meerschen; de Zee-Garst (Hordeum maritimum) groeit omstreeks Ostende, aen de zeeduinen; de Bol-Garst (Hordeum bulbosum) groeit veel in Italië.

De Winter-Garst, die in Vlaenderen meest na de klavers wordt gezaeid, begeert van natuer eenen zwaren, vetten grond; maer toch groeit zy ook wel in ligte landen, als men er het noodig mest aen geeft. Zelfs bemerkt men gewonelyk, dat de Garst in ligte landen fynere pellekens geeft en krachtiger is dan die welke in zware landen gezaeid wordt. De brouwers verkiezen altyd de Winter-Garst boven de Zomer-Garst, dewyl zy gemeenelyk vier kilos den hectoliter zwaerder is. De Winter-Garst kan in onze luchtgesteldheid ten hoogste aen 12 of 14 graden koude wederstaen; als het weêrglas lager daelt, ziet men die Garst vervriezen; dan kan men het land in maert omploegen en nog met ZomerGarst bezaeijen. Als die vervrozene Garst in aerdappel-land is gezaeid, kan men in de Zomer-Garst beste Klavers winnen. Die Garst moet ook in de lente van alle onkruid gezuiverd worden; maer in wel gemeste landen is zy somwylen zoo digt gesloten, dat zy het onkruid versmacht.

De Garste wel gevet en gemest, kan alhier te lande 44 hecto

liters par hectare of 100 aren opleveren. Zy schiet hare wortelen niet diep in den grond, en groeit dikwils zoo geweldig, dat de minste wind die doet stryken; als zy dan nog jong in de lente is, snyden de akkerlieden by ons de toppen van de bladen af, om ze regt te houden; maer als dit gebeurt wanneer de aren hunnen vollen wasdom hebben, is het een teeken dat de aren zwaer zyn, en zeer veel graen inhouden. De wyze van zaeijen en bewerken is alhier van de akkerbouwers te wel bekend, om hier verder over te schryven. In den leergang over de Landbouwkunst zal ik er nog van spreken.

De Garst, die zooveel voordeel aen de landbouwers verschaft, wordt op verscheidene wyzen in de huishoudens gebruikt; volgens de ontleding van M. Proust, bevat zy eene zoete, borstverzachtende gom, die met veel ameldonk of styfsel verzeld is. De Garst van hare kafvliesjes ontbloot, door den meulen gepeld en met melk of water gekookt, geeft aen het lichaem der menschen een herstellend voedsel; het Garstewater wordt in vele ziekten als verkoeldrank en borstheelend middel voorgeschreven. De gepelde Garst en Garstegort, is zeer goed om in de spyzen te gebruiken en brood van te bakken. De Garst nat te schieten gelegd en weder gedroogd en gemalen, wordt door de bierbrouwers gebruikt om aen de bieren een krachtig en aengenaem voedsel te geven. Eindelyk, het Garstemeel wordt op verscheidene wyzen voor de gezondheid gebruikt en met Tarwemeel bereid om brood, koeken, galletten, macaroni en veel andere spyzen mede te

maken.

[ocr errors]

GAULTHERIA, in 't fransch Gaultherie, in 't latyn Gaultheria, door Tournefort Vitis idoea genoemd, en onder zyne 20o klasse, 6o sectie gesteld, der boomen die met eenen éénbloembladigen bloemkrans bloeijen, zoo als de Vlierboomen; door Jussieu onder de familie van de Heiplanten, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, tienhelmigen, planten die met tien meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben.

De nederliggende Gaultheria (Gaultheria procumbens van Linnaeus) is een langlevend heester-houtgewas van Kanada, dat in

Noord-Amerika in het wilde groeit, en in België sedert meer dan eene eeuw in de bloemhoven wordt geplant; het wast met roode, kruipende stengen en altoos groenblyvende bladen, die aen de wintergroen-bladen (pyrolae) wel gelyken; bloeit hier meest met het beginne van mei, met witachtige bloemen, die somtyds purperachtige meeldraden hebben, welke bezien als bellekens voortbrengen, en ryp zynde, een roodachtig kleur verkrygen, eenen welriekenden geur en eenen aengenamen smaek inhouden. In vele landen van Noord-Amerika worden die vruchten vergaderd om te konfyten en liqueur mede te maken; in Zweden, Denemarken en Duitschland, waer dit gewas veel in de kruidhoven wordt geplant, worden de bladen, in stede van thee, in het water geweekt en van de inwoners gedronken; hetgeen de menschen, die met eenen stinkenden adem besmet en slymerachtig zyn, eenen zuiveren mond en welriekenden adem verschaft.

Deze plant kan zeer wel onze koude winters wederstaen, en verdient, om de deugden van hare bladen en vruchten, in de kruidhoven geplant te zyn. De aenkweeking kan zeer gemakkelyk door inlegging en scheuring in april geschieden, in lossen, ongemesten, vochtigen grond; zy moet op schaduwachtige plaetsen en op eenen halven meter afstand geplant zyn, best aen de huizen en in de hoven der landlieden, opdat zy die bladen altyd by de hand zouden hebben en als thee kunnen gebruiken. Linnaeus spreekt er ook met veel lof van, en heeft die zynen landgenooten van Zweden aenbevolen.

GEELHOUT-BOOM, Gele Virgilieboom, in 't fransch Virgilier à bois jaune, in 't latyn Virgilia, is onder de familie der boomen die peulvruchten dragen gesteld, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, tienhelmigen, planten die met tien meeldraden bloemen en maer één stampertje hebben.

De Geelhout-boom (Virgilia lutea van Michaux fils, Hist. des Arb.), is een langlevend boomgewas van Noord-Amerika, dat in het land zyner afkomst eene groote dikte en hoogte bekomt, met eenen ronden, bovengetakkelden steng, die in zyne jeugd cene blink ende, effene schors heeft, met groene, effene, gevleugelde,

alleen staende, lommerryke bladen; hy bloeit in België meest met de maend july, op de toppen der takken, met bloemtrosjes, witte bloemen en gele meeldraden, die schoone vruchten voortbrengen. Als men den stam in zyne jeugd op tyds afsnydt, schieten er aen de wortels verscheidene jonge loten uit, die in de lusthoven eene schoone, lommerryke versiering by de andere gewassen maken.

Deze boom werd, in het begin der negentiende eeuw, eerst door den vermaerden Kruidkenner M. Michaux, uit Amerika naer Frankryk overgebragt, alwaer hy in het jaer 1819 voor de eerste mael heeft gebloemd en vruchten voortgebragt, van waer die boom in ons land is overgezonden en heden veel in de bezonderste lusthoven wordt gekweekt. Hy kan door het ryp zaed in ligte, zandachtige gronden worden gezaeid; maer de jonge planten moeten de eerste jaren 's winters met dorre bladen bedekt zyn; hy kan ook door uitloopers en inleggers aengekweekt worden, die onze koude winters wel kunnen wederstaen.

Deze boom is van over zeer oude tyden in Noord-Amerika bekend, dewyl de vruchten, vóór de ontdekking van dit werelddeel, altoos gediend hebben om de kleeding der inwoners van beide geslachten een schoon geel kleur te geven. De liefhebbers van Frankryk hebben reeds schoone plantagiën van deze boomen aengelegd, en doen poogingen om in 't vervolg uit de vruchten ook verwen te bekomen. Men zou alhier insgelyks kweekeryen met jonge planten kunnen aenleggen en die vruchten in de verw gebruiken. Ik moet aengaende deze boomen doen opmerken, dat de wortels overvloedig veel sap inhouden, en men by het verplanten wel moet zorgen de wortels niet te kwetsen, inzonderlyk als dit in de lente geschiedt; daerom raed ik mynen lezers aen, die jonge boomen in den herfst te verplanten, want door myne eerste verplanting in de lente te verrigten, heb ik geheel buiten myne verwachting mislukt, en die maer met groote moeite kunnen vervangen.

GEITENBLAD, Kamperfoelie, Memmekenskruid, Memmekensranken, in 't fransch Chèvrefeuille, in 't latyn Lonicera, door

Tournefort Xylosteon, Chamoecerasus, Caprifolium periclymenum genoemd; door Jussieu onder de familie van de Kamperfoelie gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, vyfhelmigen, planten die met vyf meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben.

Het Bosch-Geitenblad (Lonicera periclymenum) is een langlevend heester-houtgewas van Europa, dat in België ten alle kanten in de bosschen groeit, met ranken en stamomvattende, steellooze bladen, aen de stengen in twee verdeeld; bloeit alhier meest in juny, met vyf getande bloemkelken en trechtervormige, gepypte bloemkransen, die onregelmatig zyn, een geelachtig wit kleur hebben en op het einde van augusty roodachtige beziën voortbrengen. Deze plant klimt somtyds met hare jonge loten 2 meters hoog.

Het russisch Geitenblad (Lonicera tatarica van Linnaeus) is een houtgewas van Tartariën, dat in België veel in de lusthoven wordt geplant, en in struiken, heestergewys, zeer getakkeld, wel 2 meters hoog groeit, met overeenstaende, hartvormige, hooggroene bladen, en meest in mei bloeit, met purperachtige witte bloemen, die in augusty zeer lieflyke rooskleurige roode beziën voortbrengen.

Het alpisch Geitenblad (Lonicera alpigena van Linnaeus) groeit veel in Zwitserland, Duitschland en elders tamelyk hoog, met gladde, groene, ovale, lansvormige bladen, en bloeit meest in mei, met gele, oneffene bloemen. De beziën van deze plant zyn geheel vol zaedkorrels, zonder sappige deelen, waervan enkelyk twee of drie kerntjes alhier hunne rypheid verkrygen. In onze lusthoven groeit deze plant maer omtrent 40 of 50 centimeters hoog, met vooze stengen.

Het engelsch Geitenblad (Lonicera xylosteon van Linnaeus) is een houtgewas, dat veel in de gebergten van Schotland groeit, en ook in België in de lustboven wordt gekweekt; het bloeit in mei, met witachtige bloemen, die gewolde beziën voortbrengen.

Het altoos groenblyvende Geitenblad (Lonicera sempervirens van Linnaeus) is een langlevend heestergewas van Virginië, dat in België veel in de lusthoven wordt geplant, en groeit met ge

« VorigeDoorgaan »