Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

in de lente door het zaed en struikscheiding aengekweekt worden,

Het Ganzenkruid van Thalius (Arabis Thaliana ramosa) is eene éénjarige kruidplant, die aen België eigen is; zy groeit in Vlaenderen, Henegouwen en elders, in de zandachtige velden, met kleine, lansvormige blaedjes; bloeit meest in july, met vier witte, kruislings geplaetste bloembladen.

Het Ganzenkruid dat aen het Torenkruid gelykt (Arabis turrita) is eene éénjarige kruidplant, die meest in de velden en woeste gebergten groeit en met witte bloempjes bloeit. Volgens de oude en nieuwe Kruidbeschryvers heeft dit Ganzenkruid dezelfde krachten als het Torenkruid (Zie Torenkruid).

GANZENPOOT, Ganzenvoet, Verkensdood, Wilde Melde, in 't fransch Patte d'oie, in 't latyn Chenopodium, is onder de 15° klasse, 2o sectie van Tournefort gesteld, der bloembladlooze planten, wier bloemen geenen eigenlyken bloemkrans hebben, zoo als de grazen; door Jussieu onder de familie van de Meldeplanten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, planten die met vyf meeldraedjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

De algoede Ganzenvoet (Chenopodium Bonus Henricus van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Europa; zy groeit veel in België op steenhoopen en overblyfsels van vervallene gebouwen, met driehoekige, pylvormige bladen en stengen zonder kleine blaedjes; bloeit met aren en ineengedrongene, okselachtige, groene bloempjes.

De Stede-Ganzenvoet (Chenopodium urbicum deltoïdum) is eene éénjarige kruidplant, zy groeit in België langs de vervallene muren, met driehoekige bladen, ligt getand, en bloeit meest in july, met trosjes, byna bloot en digt ineengedrongen, die lang op de toppen der stengen bloeijen en groene bloempjes hebben.

De roode Ganzenvoet (Chenopodium rubrum van Linnaeus) is eene éénjarige kruidplant; zy groeit in België op hooge, opene, drooge, woeste plaetsen, met driehoekige, hartvormige, plomp getande bladen; bloeit meest in july, met regte bloemtrosjes op de stengen, die weinig gebladerd en korter dan de stengen zyn, en roodachtige bloempjes hebben.

De Muer-Ganzenvoet (Chenopodium murale) groeit in België langs de muren, met ovale, blinkende, scherpgetande bladen, en bloeit met bloote bloemtrosjes, die een groenachtig kleur hebben.

De witte Ganzenvoet (Chenopodium album) groeit ten alle kanten alhier in de velden, met langwerpige, schuinsche, ovale bladen, en bloeit in july, met regte, blinkende, ineengedrongene trosjes en groenachtige bloempjes, die met wit stof zyn bedekt.

De groene Ganzenvoet (Chenopodium viride) is ook, zoo als de volgende soorten, eene éénjarige kruidplant; zy groeit veel in België in de bebouwde velden, met langwerpige, bogtige bladen, en bloeit in den zomer, met trosjes en groene bloempjes.

De Bastaerd-Ganzenvoet (Chenopodium hybridum) groeit veel in België in de bewerkte velden, vooral in Braband en Luik, alwaer de Zeegroene-Ganzenvoet (Chenopodium glaucum) ook veel in de bebouwde velden, met langwerpige, schuinsche bladen groeit.

De stinkende Ganzen voet (Chenopodium vulvaria van Linnaeus) groeit in België veel in sommige moeshoven, velden en elders, met geheel effene, langwerpige, schuinsche bladen; bloeit alhier in den zomer, met opeen liggende bloempjes.

De veelzadige Ganzenvoet (Chenopodium polyspermum) groeit alhier in de velden, tusschen de vruchten, met effene, ovale bladen en regte of somtyds liggende stengen; bloeit trosvormig, ineengedrongen, met veel bloempjes, die zeer veel zaedjes voortbrengen.

De Zee-Ganzenvoet (Chenopodium maritimum) groeit in België, meest in Vlaenderen, in de polders en omtrent Antwerpen.

De Chenopodium Ambrosioides van Mexiko, die uit Portugael alhier is overgevoerd, wordt in de lente om zyne bloemen in de kruidhoven gezaeid.

De Chenopodium Quinoa is ook van Chili, in Amerika, in België overgezonden en door het zaed verspreid.

Volgens verscheidene nieuwe en oude Kruidkenners, is dit kruid zeer koud en vochtig van aerd; men schryft dat het aen

de verkens zeer nadeelig is, en dat zy er te veel van etende, aenstonds dood kunnen vallen. De heer Thiébaut de Berneaud, schryft dat onder al die Ganzenvoeten, byzonderlyk de stinkende (Chenopodium vulvaria) uitmunt om de moederkwael en den kanker der lyfmoeder te genezen, als dit door eenen ervaren geneesheer wordt gebruikt.

GANZERIK, Zilverkruid, in 't fransch Argentine, Potentille, in 't latyn Potentilla, is onder de 6o klasse, 7o sectie van Tournefort gesteld, der roosachtige bloemen, met veelbladige, regelmatige bloemkransjes; door Jussieu onder de familie der roosvormige bloemplanten, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria polygynia, twintighelmigen, met een groot getal stampertjes, wier meeldraden, meer dan twintig in getal, op den kelk zyn vastgehecht.

Alhoewel de Ganzerik door sommige nieuwe Kruidbeschryvers onder den rang van het Vyfvinger-kruid wordt gesteld, denk ik dat er een groot verschil tusschen het een en het ander bestaet; ik zal hier maer enkelyk spreken van de bezondere soort, die gemeenlyk alhier Zilverkruid wordt genoemd.

De Ganzerik of Zilverkruid (Potentilla anserina of Argentina potentilla van Tournefort) is eene langlevende, kleine kruidplant van Europa; zy groeit ten alle kanten in België, langs de wegen, grachten, onbebouwde, vochtige velden, staende en loopende beken, rivieren, enz., met kruipende, dunne rankjes langs de aerde gestrekt, en steeltjes met wederzydsche bladen, die van boven groen en langs onder met witte gevederde haertjes, als witten dons, zyn bedekt; zy zyn ook zaegswyze getand en gelyken eenigzins aen het wild Leverkruid of klein Rynvaren. Deze plant bloeit alhier meest van juny tot in augusty, met hooggele bloemen.

Die soort van Ganzerik of Zilverkruid is om hare deugden van over zeer oude tyden bekend; het kruid is matiglyk koud van aerd en byna droog van krachten tot in den derden graed; derhalve heeft het eene samentrekkende kracht het wordt in de oogstmaend vergaderd, en groen of droog, door afkooksel in het wa

ter, als thee, met honig gedronken. Het stelpt het bloed, en is zeer goed voor degenen die bloed spuwen, door voorvallen veroorzaekt. Het verhelpt het rood melizoen, en is zeer dienstig tegen alle andere onmatige buikloopen; het doet de spieren en zenuwen der menschen bewegen, en wordt van de ervarene geneesheeren als stoppend middel tegen den roodenloop en buikloop geprezen. Dit kruid, zegt de doctor Cuvier, is ook zeer dienstig aen de vrouwen die met eenen langdurigen witten vloed gekweld zyn.

Men vindt in Dodonaeus Kruidboek, blad. 948, het volgende beschreven Dit kruid wordt in Braband Ganzerik genoemd, maer in Vlaenderen Zilverkruid (Potentilla argentia) geheeten, naer de uitnemende krachten die het heeft om den steen van de nieren te breken en de inwendige wonden en zeerigheden der darmen te genezen. Hetzelfde kruid, met water en een weinig zout gezoden, doet het geronnen bloed scheiden en is goed om drinken voor degenen die van hoog gevallen zyn. Het sap wordt des zomers uit dit kruid gehaeld en hiermede een water gedistilleerd, om 's winters in de geneesmiddelen te gebruiken. Het afgekookt water van dit kruid gebruikt om het aengezicht te wasschen, verdryft de sproeten en plekken van het vel. Dit kruid gestooten en uitwendig opgelegd, kan ook de gescheurdheid genezen. Men vindt in het werk van Mr Arsenne Thiébaut de Berneaud, bl. 193, geschreven dat het Zilverkruid (Potentilla argentea) eene schoone blinkende zwarte verw inhoudt, waervan ik nog zal spreken in de beschryving van de Vyfvinger-kruiden, waermede deze bovengemelde plant eenigzins van bladen en bloemen verschilt.

GARDENIA, in 't fransch Gardenie, in 't latyn Gardenia, is door Jussieu onder de familie der planten die roode verw bezitten gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf helmstyltjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De Gardenia met groote bloemen (Gardenia florida van Linnaeus) is een langlevend, klein heester-boomgewas van de OostIndiën, dat in België is overgevoerd en alhier in de matige serren gekweekt wordt; het groeit heesterwyze zonder doorns, met lang

werpige, scherpe bladen lommerryk versierd, en bloeit meest in juny, met vierhoekige bloemkelken en gepypte bloemkransjes, die de meeldraden inhouden, en witte bloemen die roode beziën voortbrengen, welke eene schoone roode verw inhouden.

De Gardenia van Thunberg (Gardenia thunbergia) is een langlevend heester-houtgewas van de Kaep, dat door den heer Thunberg eerst in Europa werd overgebragt en nadien in België verspreid; groeit heestergewys zeer getakkeld, met eironde bladen versierd, en bloeit met ronde bloemkelken en zeer lieflyke, gepypte bloemkransjes.

De wortelende Gardenia (Gardenia radicans) is van Japan in België overgezonden.

De gedoornde Gardenia (Gardenia spinosa van Linnaeus) is een heester-houtgewas van het eiland Madras; het groeit met doorns en haertjes bedekt, en draegt steellooze bloemen.

Men vindt nog by onze bloemisten de volgende soorten: Gardenia verticillata, Gardenia longiflora, van Sierra-Leona ; Gardenia latifolia en de Gardenia tubiflora, een nieuw langlevend koutgewas, dat onlangs van de Indiën is overgevoerd, en groeit met schoone groenblinkende bladen; het bloeit meest in mei, met zeer schoone, groote, gepypte, witte bloemen, die eenen welriekenden geur verspreiden. Deze uitheemsche gewassen kunnen, op de wyze van de Kamellias, door het ryp zaed en door afzetsels en inleggers in de matige serren, op warme broeibakken, aengekweekt worden. Als men de toppen by tyds wel inkort, geven zy gemeenlyk veel uitloopers, waerdoor zy ook vermenigvuldigd worden. Die planten, om wel te bloemen, moeten van september tot in juny in de warme of matige serren verblyven.

GARSTE, Gerst, Schokeljoen, in 't fransch Orge, in 't latyn Hordeum, is onder de 15° klasse, 3° sectie van Tournefort gesteld, der bloembladlooze planten, wier bloemen geenen eigenlyken bloemkrans hebben, zoo als de Grazen; door Jussieu onder de familie van de grasplanten, en onder de 3° klasse van Linnaeus, Triandria digynia, planten die met drie meeldraden bloeijen en twee stampertjes hebben.

« VorigeDoorgaan »