Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

zy

men uit die brabandsche Myrte eene soort van kamfer zou kunnen distilleren, dewyl zy eenen reuk als den Kamferboom bezit; dat ook runne genoeg inhoudt om door de leertouwers tot het leer bereiden gebruikt te worden. De jonge bladen en takjes van dezen Gagel, die eenen zeer sterken reuk verspreiden, in de kleer- of boekenkassen gelegd, verjagen al de kleer- en boekwormen, en verdryven ook alle andere insekten, even als de kamfer verrigt. De bladen met zoet vet of verkenslies gekookt en als zalve in plaesters gebruikt, is zeer dienstig om den haerworm der kinderen te genezen. De takjes met de bladeren in de huizen gelegd, verjagen de vliegen, muggen, schietwormen en alle andere venynige gedierten; zy zyn zeer goed in besmettelyke tyden om in de kamers der zieken te strooijen.

Deze Gagel wordt meest in augusty vergaderd, terwyl hy al zyne krachten bezit, om groen en droog te gebruiken. Hy werd ook van de oude Kruidbeschryvers brabandsche Myrte geheeten. De bladen en zaed zyn warm en droog van aerd tot in den derden graed: daerom mogen zy op geenerlei wyze met dranken ingenomen worden, want zy kunnen den mensch hoofdpyn en dronkenschap veroorzaken.

De Wasboom (Myrica cerifera van Linnaeus) is een langlevend, heesterachtig houtgewas van Noord-Amerika, dat in België ten alle kanten in de lusthoven wordt geplant, en groeit met boomachtigen steng meer dan 2 meters hoog, met lansvormige, getande bladen; bloeit meest in juny, met witachtige groene bloemen, die blauwachtige en als met meel bestrooide beziën, in den herfst voortbrengen.

De Carolinsche Gagel (Myrica Caroliniensis van Willdenow) is een laeg heestergewas, dat met heesterachtigen steng maer omtrent 1 meter hoog groeit, met lansvormige, getande bladen; bloeit ook in july met witachtige bloemen, die in den herfst beziën voortbrengen.

De rype bezien van deze laetstgemelde twee gewassen in het water afgekookt, geven een vet als was, gebruikbaer tot het maken van kaersen, waeraen zy eenen aengenamen reuk verschaffen.

De Gagel met gezaegde bladen (Myrica serrata van Willdenow); de Gagel met eikenboom-bladen (Myrica quercifolia van Linnaeus), en die met hartvormige bladen (Myrica cordifolia), zyn heester-houtgewassen van de Kaep, die onze koude winters niet kunnen wederstaen, en alhier in de oranjehuizen moeten bevryd worden. Deze planten in het voorjaer gezaeid zynde, komen maer het tweede jaer uit de aerde; derhalve worden zy meest door inlegging en wortelscheuten aengekweekt.

GAILLARDINE, in 't fransch Gaillarde, in't latyn Gaillardia, is onder de familie der planten, die met verscheidene bloemen samenbloeijen gesteld, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, samenhelmigen, 2° orde, overbodige veelwyvery of overbodige samenhelmigen; vyf meeldraden zyn onderling met hunne helmknopjes samengegroeid; de bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, die van den omtrek vrouwelyk; maer beiden geven vruchtbare zaedkorrels.

De overblyvende Gaillardine (Gaillardia perennis) is eene langlevende kruidplant van Noord-Amerika, die sedert tien jaren in België is overgevoerd, en groeit in struiken met lansvormige, donkergroene bladen, waeruit stengen spruiten, die omtrent 25 of 30 centimeters hoog wassen, met bloemstelen waerop, van juny tot in september, zeer lieflyke gele bloemen met purperachtige boorden versierd bloeijen.

Onze bloemisten hebben onlangs van Amerika de volgende soorten van deze schoone bloemplanten verkregen : de Gaillardia coronata, Gaillardia picta, Gaillardia Wilsiana, G. speciosa nova en de G. glauca, die zich allen met allerschoonste bloemen vertoonen, maer alhier 's winters in de groenhuizen of in de matige serren moeten gekoesterd worden, alwaèr zy somtyds van in april beginnen te bloeijen; zy kunnen door het ryp zaed in lauwe broeibakken worden gezaeid, om jong in potjes te verplanten, en vervolgens door wortelscheiding in de lente vermenigvuldigd worden, om met den zomer in de bloemhoven te zetten, waer zy de boorden der bloemperken versieren. De krachten dier planten zyn my niet bekend.

GALLE BOVEN D'AERDE, Koortsenkruid, Kleine Santorie, in 't fransch Petite Centaurée, Gentianelle, in 't latyn Gentiana centaurium, door Tournefort Centaurium minus genoemd, en onder zyne 12 klasse, 2 sectie gesteld, der pypbloemigen, samengesteld uit kleine, éénbladige, trechtervormige bloemkransjes; door Jussieu onder de familie van het Aschkruid, door sommigen onder de Hondendood-planten, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, slach van planten die met vyf meeldraden bloemen en maer twee stampertjes hebben.

De Galle boven d'Aerde (Gentiana centaurium) is eene éénjarige, kleine kruidplant van Europa, die in Vlaenderen, de provintie Antwerpen, Zeeland, Braband en elders in België, op vochtige en drooge plaetsen, ongeroerde landen, meerschen en kanten der slooten wast, met stengels die van boven getakkeld zyn, en maer omtrent 15 of 20 centimeters hoog groeijen, en kleine, eironde blaedjes, die eenigzins aen het S. Janskruid gelyken; bloeit meest in july, met schoone rooze-roodachtige, een weinig naer het purper hellende, trechtervormige, vyfbladige bloempjes, die zich 's morgens openen en 's avonds weêr sluiten. Deze plant wordt van sommige nieuwe Kruidkenners Erythraea centaurium genoemd. In de oude tyden werd dit kruid van Plinius, om zynen bitteren smaek, Felterra genoemd, alsof men Aerdgalle zeide, en heeft alzoo in onze nederduitsche tael den naem van Galle boven d'Aerde behouden. Dit kruid wordt meest na het bloeijen, in augusty, vergaderd, terwyl het al zyne krachten bezit, om voort droog binnen het jaer als geneesmiddel in de huishoudens te gebruiken.

De Galle boven d'Aerde, zegt de doctor Tissot, in zyne Beschryving der Planten, kan in de medecynen niet genoeg aengeprezen worden, dewyl zy alle nuttige krachten bezit om de kwade koortsen te verdryven, de zenuwziekte, miltzucht en galblaes herstelt en de spieren der flauwe magen aendryft; dit kruid, met de bloemen, worden meest door af kooksels in het water als thee gebruikt.

De stelen, bladen en bloemen bezitten de eigenschap van door hunne bitterheid, al de dikke en dunne, kwade vochten en bran

dige ontstekingen der ingewanden uit het lichaem te verdryven. Het water waerin de stelen, bladen en bloemen gekookt zyn, zegt Dodonaeus in zyn Kruidboek, bladz. 540, aen de zieken te drinken gegeven, opent de verstoptheden der lever, galblaes en milt, geneest de geelzucht, helpt degenen die met langdurige en verdrietige koortsen gekweld zyn, dryft alle taeije fluimen van de galle en lever door den kamergang, en is zeer nuttig om als klisteren te gebruiken voor de menschen die met de heupjicht gekweld zyn.

De Galle boven d'Aerde versch geplukt en gestooten, is zeer bekwaem om de oude zeeren, zweringen, kwetsuren en wonden te heelen en zuiver te genezen.

De doctor Van der Mey, van Breda, schryft dat hy met de Galle boven d'Aerde in den azyn gekookt, in zynen tyd verscheidene proeven gedaen heeft op menschen die met pestilente ziekten waren besmet, en daermede eenen goeden uitslag bekomen heeft.

Het sap zuiver uit dit kruid geperst en met honig gemengd, is zeer nuttig om in de oogen te laten druppen; het zuivert al hetgeen de oogen belemmert en eenige duisterheid veroorzaekt. Om het sap van pas uit dit kruid te trekken, moet het met het begin van augusty versch geplukt en met de stelen, bloemen en zaedjes samen in eenen vyzel of mortier gestooten worden; nadat die wel gestampt en door eenen fynen doek geperst zyn, laet men het sap in eenen pot in de zon wel gisten, alwaer het eene behoorlyke dikte bekomt, om het volgens noodwendigheid binnen het jaer te gebruiken. De meergemelde Lobel schryft in zyn werk over de kruiden, dat hy omstreeks Doornyk, by het afdalen van den berg, de heilige Drievuldigheid genoemd, eene kleine Santorie met witte bloemen ontdekt, en er ook veel met blauwachtige bloempjes in Duitschland heeft gevonden.

Karel De L'Escluse of Clusius schryft ook van eene kleine Santorie die met gele bloemen in Spaenje bloeit, waeraen hy den naem van Centaurium parvum flavaflore heeft gegeven, en die van bladen wel aen het gemeen Zeepkruid gelykt. Dit bewyst duidelyk wel dat men de Galle boven d'Aerde meest vindt groeijen in de gewesten waer de koortsen met den herfst heer

[ocr errors]

schen; hetgeen door de Voorzienigheid zoo geschikt is, om de lydende menschen te genezen. Die plant wordt ook wel om hare deugden in de kruidhoven der Hoogescholen gezaeid, opdat de leeraers die by de hand zouden hebben, om aen hunne leerlingen al derzelver krachten uit te leggen, ten einde dit kruid later naer behooren te kunnen gebruiken.

GAMANDER, Manderkruid, in 't fransch Germandrée, in 't latyn Teucrium, door Tournefort Teucrium chamoedris, Chamaepitis polium genoemd, en onder zyne 4 klasse gesteld, der gelipte bloemen met eenbladige, onregelmatige bloemkransjes, wier boorden als in twee lippen verdeeld zyn; door Jussieu onder de familie der lipvormige bloemplanten, en onder de 14° klasse van Linnaeus, Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, slach van planten die vier meeldraden hebben, waervan twee langer zyn dan de anderen en welke naekt zaed dragen.

Op sommige bloemlysten vindt men wel 40 verschillige soorten van Gamander-planten, die in de vier deelen der wereld groeijen; derhalve zal ik maer deze beschryven die in België ten alle kanten wassen, en de vreemde die alhier om hare bloemen worden gekweekt.

De Gamander die aen het Druifkruid gelykt (Teucrium botrys) is eene éénjarige kruidplant, die ten alle kanten in België in de bewerkte velden groeit, met stengen en drielobbige, gevleugelde bladen; bloeit meest in july, met zydelingshellende, roodachtige bloempjes, die drie bloemblaedjes hebben en lipvormig zyn.

De veld-cipresvormige Gamander (Teucrium chamaepitis van Linnaeus) is een langlevend kruidachtig houtgewas, dat veel in België in de woeste velden en op drooge plaetsen groeit, met drievoudige, breede, lynvormige bladen en verspreide stengen; bloeit meest op het einde van mei, met steellooze, gele bloempjes.

Het Bosch-Manderkruid (Teucrium scorodonia van Linnaeus) groeit in België op drooge plaetsen, in de woeste velden en bosschen, met hartvormige bladen die rondom getand en gezaegd zyn, en regte stengen; bloeit meest in juny, trosgewyze, met witachtige bloempjes, die zydelings en op denzelfden kant zyn gekeerd.

« VorigeDoorgaan »