Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

De witte en purpere Doovenetels zyn om hare deugden van over zeer oude tyden in België bekend. De bladen en het sap der stengen met de bloemen, zegt Clusius, zyn krachtig genoeg om alle hardigheden te vermorwen en te verzachten, en om alle kropklieren, bloedzweren en andere gezwellen te doen scheiden, als men die als pappen daer lauw oplegt. Het water waerin die Doovenetels gekookt zyn, is zeer goed om daermede de zeeren te baden; het sap uit de gestootene stengen en bladen, is zeer dienstig om in de voortetende vervuilde zweren te druppen en die te genezen.

Men vindt in de werken van Gabriël Grimeaux, van Caux, dat de witte Doovenetel den witten vloed kan doen ophouden, hetgene andere Kruidbeschryvers ook bevestigd hebben. In sommige landen wordt van die bloemen eene conserve met suiker geconfyt gemaekt, welke de vrouwen aengeraden wordt om er alle dagen wat van in te nemen, tot dat zy geheel genezen zyn. Eindelyk, die Doovenetels zyn alhier van de landlieden als bloedzuiverende middelen geacht, worden in de verkoeldranken voor den buikloop en bloedloop gebruikt, en zeer veel met de lente in de struifkoeken gebakken; die Doovenetels met Onderhave of Kruipterhage gekookt, zyn zeer goed om aen de koeijen, als zy bloedpissen, te drinken te geven. Clusius en Lobel hebben ook al deze gemelde krachten bevestigd.

DRAGONKRUID, in 't fransch Estragon, in 't latyn Artemisia dracunculus, is onder de 12 klasse, 2 sectie, der pypbloemen van Tournefort gesteld; door Jussieu onder de familie van de bloemtros-dragende bloemplanten en Alsem, en onder de 19° klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia superflua, overbodige veelwyvery of overbodige samenhelmigen. De bloempjes van de schyf zyn tweeslachtig, die van den omtrek vrouwelyk; maer beiden geven vruchtbare zaedkorrels.

Het Dragonkruid (Artemisia dracunculus van Linnaeus) is eene langlevende kruidplant van Siberiën, die in België om hare deugden sedert zeer veel jaren in de moeshoven wordt geplant; zy groeit in struiken, met lange, smalle, donkergroene bladen

aen de wortels, die aen de gemeene Hyssope-blaedjes eenigzins gelyken, waeruit in de lente dunne stengels spruiten, die omtrent 20 centimeters hoog wassen, en meest met july gele bloempjes geven, samengesteld uit kleine, éénbladige, regelmatige, trechtervormige bloemkransjes.

De jonge topjes en bladen van het Dragonkruid zyn zeer heet van aerd en bytende in den mond; zy doen derhalve het zeever en de vochtigheid uit het hoofd en mond vloeijen; dit kruid wordt veel met de komkommers, die koud van aerd zyn, en met de platte boonen opgelegd; het wordt ook veel als toekruid met de salade en andere koude mocskruiden geëten, en, door zynen natuerlyken heeten aerd, doet het weldra de spyzen verteren, en wordt als aendryvend middel geacht.

Deze plant kan op de wyze van den Alsem, door wortelscheiding, afzetsels, inleggers en door het ryp zaed zeer gemakkelyk aengekweekt worden.

DRAKENBOOM, Drakenbloed, in 't fransch Dragonier, Sang dragon, in 't latyn Dracoena, is door Jussieu onder de familie van de Aspergie-planten gesteld, en onder de 7° klasse van Linnaeus, Heptandria monogynia, slach van planten welke met zeven helmstyltjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De Drakenbloed-boom (Dracoena draco van Linnaeus) is een langlevend boomgewas van de Oost-Indiën, dat in het land zyner afkomst tamelyk hoog en dik groeit, maer in België in de warme serren heesterachtig blyft; het wast met puntstekende, lange bladen, die byna steenbiezen verbeelden; als by tyds de takken van dien boom ingekort worden, spruiten er gemeenlyk veel jonge scheuten uit, waerop bloemtrosjes volgen die met zes bloembladen in de kransjes bloeijen, regte meeldraedjes in 't midden hebben en beziën met een kerntje voortbrengen.

De Yzer-Drakenboom (Dracoena ferrea van Linnaeus) is een langlevend klein boomgewas van China, dat te Gent, by verscheidene hoveniers, in de warme serren wordt gekweekt, en met lansvormige, scherppuntige bladen groeit.

De hellende Drakenbloed-boom (Dracoena cernua van Willde

now) is alhier overgevoerd van het eiland Bourbon, van waer de Dracoena marginata van den Hortus Kew. ook oorspronkelyk is.

De gestreepte Drakenbloed-plant (Dracoena striata van Linnaeus) is een houtachtig kruidgewas van Afrika, dat met regte en boven kromgebogene stengels en gestreepte, lansvormige, scheeve bladen wast, en met zeer lieflyke bloemen bloeit.

Onze behendige hoveniers hebben nog sedert 1837, den Dracoena australis en den Dracoena latifolia van de Indiën verkregen, die allerschoonste bloemen dragen en nog zeldzaem in den handel verspreid zyn.

Al deze Drakenbloed-planten worden, op de wyze van de Adamsnaelden, in de warme en in de matige serren gekweekt en voortgezet. Volgens verscheidene kruidkundige mannen en geneeskundige schryvers, heeft het sap dat in de Indiën uit de Drakenboomen vloeit, eene zeer samentrekkende kracht; het is alhier by de apothekers onder den naem van Drakentraen of Drakenbloed bekend. De vruchten worden in de Indiën als ververschende middelen geacht. Het sap of traen wordt van de Indiën alhier overgezonden en by de apothekers in de medecynen vermengd, om de vrouwelyke vloeden te stelpen en den roodenloop en buikloop te stoppen; dit sap of traen wordt ook met was bereid om de verbrandheid van de huid te genezen, en alle brandpuisten, bleinen en zeeren van het vel te verdryven; maer het is moeijelyk dezen traen zuiver van de Indiën te verkrygen, dewyl hy dikwils met het Duizendkruid (Achillea sideritis) en andere kruiden vervalscht wordt. De opregte Drakenboom-traen is rood van kleur en zeer doorschynende. Het was Pieter Caudenberg, apotheker te Antwerpen, die eerst in België, in het jaer 1560, den Drakenboom, in zynen kruidhof te Burgerhout, heeft gekweekt.

DRAKENKOP, in 't fransch Tête de Dragon, Diacocéphale, in 't latyn Dracocephalum, door Tournefort Dracocephalon moldavica genoemd, en onder zyne 4° klasse, der mondvormige bloemplanten gesteld; door Jussieu onder de familie van de lipvormige bloemplanten, en onder de 14° klasse van Linnaeus,

Didynamia gymnospermia, tweemagtigen, bloemplanten die met twee lange en twee kortere helmstyltjes bloemen en naekt zaed dragen.

De Drakenkop van Virginië (Dracocephalum virginianum) is eene langlevende kruidplant van Amerika, die sedert eenige jaren in België is overgevoerd; zy groeit met stengels wel 60 centimeters hoog, en lansvormige, groene bladen, rond de boorden. geland; bloeit hier in de bloemhoven van july tot in september, met aren op de toppen en zeer veel schoone rooze bloempjes, die eenen aengenamen reuk hebben.

Onze bloemisten hebben verscheidene soorten van die Drakenkoppen bekomen, zoo als den Dracocephalum Ruyschiana, van het Noorden van Europa, en den Dracocephalum sibiricum, van Siberië, die met hartvormige bladen aen de wortels, en stengen van omtrent 50 of 60 centimeters hoog wassen, en meest in july met ringgeschikte roozebloemen bloeijen.

De nieuwe Drakenkop (Dracocephalum species nova) is eene allerschoonste bloemplant, die voor de eerste mael in den Casino te Gent, door Ambrose Verschaffelt werd ten toon gesteld. Deze langlevende kruidplanten kunnen in het klimaet van België in den vollen grond onze koude winters wederstaen, en worden door het zaed en wortelscheiding in de lente aengekweekt.

De éénjarige Drakenkop (Dracocephalum moldavicum) is eene kruidplant van Rusland, die alle jaren vroeg in de lente in de bloemhoven wordt gezaeid, en in july met aren op de toppen en witte purperachtige bloempjes bloeit.

De Canarische Drakenkop (Dracocephalum canariense) is een langlevend houtachtig gewas van de Canarische Eilanden, dat alhier in de matige serren 's winters wordt gekweekt, en in de lente bloeit met aren op de toppen en zeer lieflyke bloempjes.

De Dracocephalum cuspidatum, D. gracile, D. altaiense, D. argunense, D. austriacum, D. Louisianum, D. grandiflorum, D. speciosum, D. variegatum en de D. superhum, met nog veel andere soorten, zyn sedert weinige jaren alhier overgevoerd; zy dragen zeer schoone bloemen, en zyn by onze hoveniers te verkrygen. Deze planten kunnen door het zaed en door struikschei

ding aengekweekt worden; hare nuttige krachten zyn my niet bekend.

DRAVIK, Dravikkoorn, in 't fransch Brome, Coquil, in 't latyn Bromus, van Tournefort Gramen, is door Jussieu onder de familie van de grasplanten gesteld, en onder de 3o klasse van Linnaeus, Triandria digynia, planten die met drie meeldraedjes bloeijen en twee stampertjes hebben.

Men vindt in België zeer veel soorten van die éénjarige zaeiplanten, waer onder sommige langlevende wortels hebben, maer toch allen weinig van elkanderen verschillen.

De Dravik die aen de Rogge gelykt (Bromus secalinus van Linnaeus) groeit in België veel in het koorn.

De veelbloemige Dravik (Bromus multiflorus) groeit meest in de tarwe en elders in de velden.

De zwakke Dravik (Bromus mollis) groeit meest in de woeste velden, op drooge plaetsen.

De onvruchtbare Dravik (Bromus sterilis) groeit meest aen de kanten der wegen.

De Dak-Dravik (Bromus tectorum) groeit meest op de oude

muren.

De styve Dravik (Bromus rubens) groeit veel in de drooge velden.

De Veld-Dravik (Bromus arvensis) is eene langlevende grasplant, die meest in de zandachtige velden groeit.

De hooge Dravik (Bromus giganteus) groeit meest in België in de bosschen.

De ruige Dravik (Bromus asper) groeit ook in de vochtige bosschen.

De wenkbrauwvormige Dravik (Bromus distachyos) groeit in België, met twee regte aren op de toppen der stroohalms.

De trosvormige Dravik (Bromus racemosus) en de gevleugelde Dravik (Bromus pinatus) worden ook in België gevonden.

Alle deze planten, die heur zelven door het zaed voortzetten en de vruchten hinderen, worden als onkruid aenzien. De Bromus secalinus en de Bromus multiflorus, die meest in het koorn,

« VorigeDoorgaan »