Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

assche gekookt, vlechten zy nog sterke touwen, die de inwoners van de noordsche landen veel gebruiken.

Gelyk de Pynboomen toch eene geheel andere gedaente van groeijen hebben en van de Dennenboomen een weinig verschillen, heb ik gedacht, om aen myne lezers aengenaem te zyn, daervan een bezonder artikel te moeten schryven, waerin ook de wyzen van die te kweeken en hunne krachten zullen worden gemeld.

DIANELLA, in 't fransch Dianelle, in 't latyn Dianella, is onder de familie van den Aspergie gesteld, en onder de 6o klasse van Linnaeus, Hexandria monogynia, planten die met zes meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De blauwe Dianella (Dianella coerulea van Curtis's Bot. Magazine) is eene schoone langlevende kruidplant van Nieuw-Holland, die alhier in de oranjehuizen wordt gekweekt, en groeit met eenen krombochtigen stengel, omtrent 50 of 60 centimeters hoog, en langwerpige, getande bladen, die uit scheeden spruiten; bloeit meest van april tot in juny, met trosjes en zeer lieflyke blauwe bloemen, die zich door hare gele helmknopjes zeer verheffen.

De Dianella met zweerdachtige bladen (Dianella ensifolia van Curtis) is eene langlevende kruidplant van de Oost-Indiën, die in de warme serren wordt gekweekt, alwaer zy meest van april tot in mei bloeit.

Deze schoone planten, die nog zeldzaem zyn verspreid, kunnen na het bloeijen, door afzetsels en wortelscheidingen vermenigvuldigd worden; zy begeren van natuer in eenen ligten, vetten grond, en op belommerde plaetsen in de serren gezet te worden. De krachten welk deze planten inhouden, zyn my onbekend.

'DIAPENSIA, in 't fransch Diapense, in 't latyn Diapensia, door Tournefort Androsace genoemd, en onder zyne 2o klasse, 2o sectie gesteld, der kruiden die trechtervormige bloemen dragen, en met eenen éénbladigen, regelmatigen bloemkrans bloeijen; door Jussieu onder de familie van de Winde, en onder

de 5 klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben.

De laplandsche Diapensia (Diapensia lapponica van Linnaeus) is eene langlevende, kleine kruidplant van Lapland, die insgelyks op de Alpische gebergten, in Zwitserland en elders, en ook in België in de provintie Luxemburg wordt gevonden; zy groeit met bladen aen de wortels, die eenigzins aen de Wegbree gelyken, waertusschen in de lente één of twee stengels uitspruiten, waerop van april tot in mei, overeenliggende, vyfbladige kelken met bekervormige bloemkransjes bloeijen. De blyvende bloemkelken vormen na het bloeijen de zaedhuisjes, die in drie hutjes verdeeld zyn.

Deze plant wordt van sommigen vroegbloeijende (preciae) genoemd, omdat zy vroeg in de lente bloeit. Deze plant, zegt M. Haller, is verwant met de Primula, Sleutelbloem; met de Androsace en de Soldanelle, en is van een bitteren aerd. In de oude tyden werd dit kruid ook Androsace alterna Matthioli genoemd, omdat de vermaerde geneesheer Matthioli het ook heeft beschreven; hy zegt dat het de krachten van het Water-Navelkruid bezit (Zie ook de Flora lapponica van Linnaeus).

DIERVILLA, in 't fransch Dierville, in 't latyn Diervilla, is onder de familie van het Geitenblad gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria digynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en twee stampertjes hebben.

De Diervilla met gele bloemen (Diervilla lutea) is een langlevend kreupel-houtgewas van Noord-Amerika, dat alhier in de lusthoven wordt geplant, en groeit met veel stengen en schoonc groenblinkende bladen, die eivormig en rond de boorden getand zyn en eenen welriekenden geur verspreiden; bloeit van in juny tot october, met bloemtrosjes op de toppen en zeer lieflyke gele bloempjes, die eenen zoeten aengenamen reuk verspreiden.

Dit nieuw, schoon, langlevend houtgewas, met zyne versierende bloemen, schikt zich zeer wel om in de lusthoven by ander bloemdragend hout te planten. Het kan onze koude winters wel wederstaen, en op de wyze van het Geitenblad (Chèvrefeuilles),

BIBL. UNIV.

GENT

augusty, troswyze, met gele blinkende bloempjes, die purperachtig gestreept zyn en op dunne bloemstelen staen, waerop platte, incengedrongene hauwtjes volgen, die sikkelvormig krom zyn, aen kleine blaeskens eenigzins gelyken, en langwerpige, zwartachtige bruine zaden inhouden; de wortels zyn dun en worden nergens toe gebruikt. Deze plant kan aen geene koude wederstaen, en blyft niet langer over dan tot in den herfst.

De Senebladen hebben eenen eigenen aerd, en zyn warm en droog van krachten omtrent tot in den derden graed; zy hebben ook eene afjagende of purgerende kracht, door dewelke zy den buik zuiveren kunnen, zonder den mensch zeer moeijelyk of lastig te vallen; verder laten zy eene samentrekking na zich, als zy den buik gereinigd hebben. De Sena jaegt uit het lyf alle taeije, slymerachtige vochtigheden en overvloedige galachtige humeuren, inzonderlyk als men er eenige andere medecynen byvoegt, die tegen die zwartgallige vochtigheden dienstig zyn. De Senebladen mogen zonder vrees in veel verscheidene gebreken van mannen en vrouwen gebruikt worden; want zy zuiveren of purgeren het lichaem, zonder eenig geweld of hindernis, inzonderlyk als men er anyszaed of eenig ander dergelyk welriekend middel byvoegt. Zy mogen nooit in koperen pannen worden gekookt of geweekt, maer in allerhande vochtigheid of nat te weeken gesteld worden. In brandende koortsen of heete ziekten, worden de Senebladen, door af kooksel, met sommige verkoelende dingen of met water waerin zy geweekt zyn, gebruikt.

De hauwtjes of zaedhuisjes worden ook geprezen en veel by de apothekers verkocht, om als thee, in het kokende water te weeken, en 's morgens somtyds te drinken; maer sommige ervarene doctors pryzen meest de bladen, en zeggen dat die hauwtjes te veel winden in den buik veroorzaken. Doctor Rousseau schryft in de Gazette de santé, hetgene de doctor G. Grimeau in zyne Pathologie ook getuigt, dat de Senebladen (Cassia senna) nooit zuiver alleen mogen gebruikt zyn, maer met manna en rhubarbe, en dat derzelver geur, door eenige druppels fyne olie van anys of kaneel moet verdoofd worden; dat zy ook met gember of eenige andere welriekende dingen, die de maeg versterken en bewaren,

kunnen bereid worden, en met conserve uit het sap van roozen, volgens de gesteldheid der kranken en eisch der ziekte, voorgeschreven moeten wezen. Eindelyk, om zonder hindernis te werken, kan men de Senebladen in vleeschsap zieden en te drinken geven, hetgeen aen de zwaermoedige of treurende menschen, die met lever- of miltziekte zyn gekweld, zeer voordeelig is; want zy veroorzaken blydschap, en nemen de kwade humeuren weg.

De Cassiaboom van Maryland (Cassia marylandica) is eene langlevende plant van Noord-Amerika, die met stengels en gevleugelde bladen, omtrent 1 meter hoog groeit, en alhier van augusty tot in october bloeit, met zeer veel bloemtrossen en zeer fraeije gele bloemen, die op de twee bovenste bloembladen schoon blozend rood gestreept zyn. Deze plant, die aen onze koude winters wel wederstaet, schikt zich zeer wel om aen de boorden der lusthoven te planten, en kan door het zaed en wortelscheiding vermenigvuldigd worden, maer moet by drooge zomers veel water hebben.

De gepyple Cassia (Cassia officinalis, Cassia fistula) is een langlevend klein boompje van de Indiën, dat veel in Egypten groeit, en van daer in België is overgevoerd; het heeft lange bladstelen en vyf eironde, scherpe, gladde bladen, en bloeit in den zomer met groote bloemtrossen en gele bloemen, die ronde peulvruchten voortbrengen, wel 15 centimeters lang, met houtachtige schelpen en veel zaden, die ook in de geneesmiddelen worden gebruikt.

De Cassia bicapsularis met zaedvruchten, de Cassia floribunda van de Indiën, de Cassia ligustrina, en meer andere soorten, worden allen by onze bloemisten in de matige serren, om hunne schoone bloemen gekweekt, en kunnen door het zaed vermenigvuldigd worden.

CASUARINA, in 't fransch Casuarina, in 't latyn Casuarina, is onder de familie van de kegelvormige vrucht-dragende boomen gesteld, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia monandria, eenhuizigen, boomen welke mannelyke en vrouwelyke bloe

II.

2

BIBL. UNIV.

GENT

augusty, troswyze, met gele blinkende bloempjes, die purperachtig gestreept zyn en op dunne bloemstelen staen, waerop platte, incengedrongene hauwtjes volgen, die sikkelvormig krom zyn, aen kleine blaeskens eenigzins gelyken, en langwerpige, zwartachtige bruine zaden inhouden; de wortels zyn dun en worden nergens toe gebruikt. Deze plant kan aen geene koude wederslaen, en blyft niet langer over dan tot in den herfst.

De Senebladen hebben eenen eigenen aerd, en zyn warm en droog van krachten omtrent tot in den derden graed; zy hebben ook eene afjagende of purgerende kracht, door dewelke zy den buik zuiveren kunnen, zonder den mensch zeer moeijelyk of lastig te vallen; verder laten zy eene samentrekking na zich, als zy den buik gereinigd hebben. De Sena jaegt uit het lyf alle taeije, slymerachtige vochtigheden en overvloedige galachtige humeuren, inzonderlyk als men er eenige andere medecynen byvoegt, die tegen die zwartgallige vochtigheden dienstig zyn. De Senebladen mogen zonder vrees in veel verscheidene gebreken van mannen en vrouwen gebruikt worden; want zy zuiveren of purgeren het lichaem, zonder eenig geweld of hindernis, inzonderlyk als men er anyszaed of eenig ander dergelyk welriekend middel byvoegt. Zy mogen nooit in koperen pannen worden gekookt of geweekt, maer in allerhande vochtigheid of nat te weeken gesteld worden. In brandende koortsen of heete ziekten, worden de Senebladen, door afkooksel, met sommige verkoelende dingen of met water waerin zy geweekt zyn, gebruikt.

De hauwtjes of zaedhuisjes worden ook geprezen en veel by de apothekers verkocht, om als thee, in het kokende water te weeken, en 's morgens somtyds te drinken; maer sommige ervarene doctors pryzen meest de bladen, en zeggen dat die hauwtjes te veel winden in den buik veroorzaken. Doctor Rousseau schryft in de Gazette de santé, hetgene de doctor G. Grimeau in zyne Pathologie ook getuigt, dat de Senebladen (Cassia senna) nooit zuiver alleen mogen gebruikt zyn, maer met manna en rhubarbe, en dat derzelver geur, door eenige druppels fyne olie van anys of kaneel moet verdoofd worden; dat zy ook met gember of cenige andere welriekende dingen, die de maeg versterken en bewaren,

« VorigeDoorgaan »