Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

die in eijernestjes gesloten zyn; zy brengen zaedhuisjes voort met 5 hutjes, die met een kerntje zyn gevuld.

De Clusia met rooze bloemen (C. rosea) is een langlevend klein boomachtig gewas van de Antillen, in Amerika; het groeit gelakkeld, met groote, schoone, groene bladen, en bloeit meest in juny tot in july met rooze bloemen versierd.

De glanzige Clusia (C. lucida) is een langlevend boomachtig gewas van de Carolinen, welk in den zomer met gele bloemen bloeit.

De gele Clusia (C. flava) van Jamaïka, bloeit met vier bloembladen in de kransjes.,

Deze kostelyke, schoone gewassen worden alhier in de warme serren, meer om hunne groote, schoone, groene bladen dan om hunne bloemen, op de wyze van de Agave gekweekt, in potten, met van onder zand gevuld, om de vochtigheid te beletten; zy kunnen door het ryp zaed op warme broeibakken onder het glas gezaeid, om nadien de jonge planten met dolkens in potten te zetten, en ook door uitspruitsels enz., gelyk de Agave, vermenigvuldigd worden.

Onze bloemisten hebben nog van Amerika, in het jaer 1843, den Clusia speciosa nova verkregen, die met zyne groene schoonversierende bladen en bloemen, door Alex. Verschaffelt ten toon werd gesteld.

CLUTELLE, in 't fransch Clutelle, in 't latyn Clutia of Cluytia, is door Jussieu onder de familie van de Wolfsmelk-planten gesteld, en onder de 22° klasse van Linnaeus, Dioecia gynandria, tweehuizigen-helmstyligen. De mannekens- en de wyfkens-bloemen zyn afzonderlyk op twee stengen aenwezig, en de helmstylen met den stamper tot een lichaem samengegroeid.

De sierlyke Clutelle (C. pulchella) is een langlevend heesterhoutgewas van de Kaep, welk zeer gelakkeld omtrent 2 meters hoog groeit, met blauwachtige groene jonge loten, en schoone, eivormige, groene bladen, die in den herfst, en een groot deel van het jaer, een rood kleur verkrygen; bloeit meest in juny, met witte bloempjes, die een groenachtig kleur bekomen, en in de

oranjery dikwils van in maert bloeijen, volgens de warmte die men er aen toebrengt.

De Clutelle met overhoeksche bladen (C. alaternoides) is een langlevend heestergewas van Afrika, dat omtrent 2 meters hoog groeit, met hangende takken, en altoos groenblyvende, kleine, lynvormige bladen; bloeit van december tot in maert, met kleine, eenzame, groene bloempjes, die weinig glans hebben, maer toch zeer lieflyk zyn.

De donzige Clutelle (C. tomentosa) van Afrika, groeit veel in Algiers, met langwerpige, ronde bladen, die van beide zyden wit donzig zyn. Al deze planten dragen zaedhuizen, in drie hutjes verdeeld, met een zaed gevuld; zy moeten alhier in de oranjehuizen 's winters worden bevryd, en kunnen vermenigvuldigd worden door inleggers, die maer het tweede jaer wortel vatten en by drooge saizoenen veel vochtigheid moeten hebben. Deze gewassen bezitten een scherp, schadelyk sap, en mogen derhalve niet inwendig gebruikt worden. Sommige fransche Kruidbeschryvers stellen die planten in de 5o klasse van Linnaeus, maer zyn door hem onder zyne 22° klasse gesteld (Zie Desf. alt. de plant. en zyne rangschikking).

COBAEA, in 't fransch Cobée, in 't latyn Cobaea, is onder de familie van de Polemonium of grieksche Valeriane gesteld, en onder de 5o klasse van Linnaeus, Pentandria monogynia, planten die met vyf meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

De opklimmende Cobaea (C. scandens van Cavanilles) is een langlevend rankig, heester-houtgewas van Mexiko, dat met klimmende stengels en hechtrankjes wel omtrent 8 of 9 meters hoog klimt, met bladstelen en eironde bladen; bloeit meest in july, met groote, klok vormige, groenachtige bloemen, die een violetachtig kleur verkrygen.

De Cobaea lutea is ook een klimmend houtachtig gewas van Amerika, dat weinig door zyne bladen en bloemen van de voormelde verschilt.

Deze planten schikken zich zeer wel om in de matige serren te planten en die van binnen door hare bladen en bloemen te ver

sieren. Zy worden derhalve in Italië, Spaenje en Zuid-Frankryk geplant, om de priëlen te bekleeden. Deze gewassen hebben geene vergiftige deelen; zy maken integendeel eene gezonde belommering, maer moeten alhier in de matige serren door inleggers vermenigvuldigd worden; zy kunnen ook door het ryp zaed op broeibakken zyn gezaeid, om die voort met dolkens in potten te verplanten; zy aerden zeer wel in den vermengden heigrond.

COLUMNEA, in 't fransch Colomnée, in 't latyn Columnea, is onder de 3o klasse van Tournefort gesteld, der grynzende bloemen, met eenen éénbladigen, onregelmatigen bloemkrans, tweelippigen rand en pypachtig voetstuk; door Jussieu onder de familie van het Klierkruid of Speenkruid, en onder de 14o klasse van Linnaeus, Didynamia angiospermia, tweemagtigen, planten welke vier meeldraden hebben, waervan twee langer zyn dan de anderen en welke bedekt zaed of doosvruchten dragen. De stamper bestaet uit eenen styl, de stempel is gemeenlyk stomp.

De roode Columnea (C. trevirana coccinea) is eene langlevende plant van de Antillen, die alhier in de warme serren wordt geplant, en groeit met stengels van omtrent 30 of 35 centimeters hoog, die dun en roodachtig zyn en met veel kleine wolachtige bladen; bloeit van july tot in october, met zeer veel schoone bloempjes, die een roodblozende lieflyk kleur hebben.

De Columnea erecta, C. cyrilla pulchella, C. buchnera coccinea, verschillen zeer weinig van den eerstgemelden.

De gewolde Columnea (C. hirsuta van Willdenow) is een langlevend gewas van Jamaïka; het bloeit met allerschoonste roode, gepypte bloembladen en scharlaken boorden.

De klimmende Columnea (C. scandens), van het eiland Martinique, groeit met klimmende stengels, en bloeit met zeer schoone bloemen, welker bloemkransjes van boven in drie opene lipjes zyn verdeeld.

De langbladige Columnea (C. longifolia) groeit met langwerpige, lansvormige bladen, die glad en gelyk getand zyn.

De Columnea zebrina is alhier by onze bloemisten, in het jaer 1844, van Amerika overgebragt. Onze behendige bloem

kweekers, die niets verzuimen om alle nieuwe gewassen van vreemde landen te doen komen, hebben nog sedert van Amerika en van elders de volgende soorten verkregen den Columnea Schiedeuna, longiflora, Lindeniana, Columnea crassifolia, Columnea species, van Bresiliën; Columnea du Mexique, van Mexiko, en den Columnea splendens grandiflora, die allen zeer schoone bloemen dragen en in de warme serren worden gekweekt. Die gewassen, om veel bloemen voort te brengen, moeten by het licht in de warme serren worden gesteld, en kunnen door het inleggen en afscheiden der jonge scheutjes en draedjes, in den vermengden heigrond met zorg vermenigvuldigd worden. Deze planten bezitten. geenen speceryachtigen aerd, maer zyn eer scherp en van eenen onaengenamen smaek.

CORCHORUS, in 't fransch Corchorus, in 't latyn Corchorus, is onder de 6o klasse, 4o sectie van Tournefort gesteld, der roosachtige bloemen, met eenen veelbladigen, regelmatigen bloemkrans, samengesteld uit acht bloembladen, vyf in de bloemkelken en drie in de bloemkransen; door Jussieu onder de familie van den Lindenboom, en onder de 13° klasse van Linnaeus, Polyandria monogynia, veelhelmigen, die van twintig tot honderd meeldraden, op het vruchtbeginsel vastgehecht, en maer een stampertje hebben, en vyfhoekige beziën met veel zaden voortbrengen.

De Corchorus japonicus van C.-P. Thunberg, is een langlevend houtgewas van Japan, dat in België in de lusthoven wordt geplant, en groeit met groene getakkelde stengels, meer dan 1 1/2 meter hoog, en groene, blinkende, eironde, spitse en dubbelgetande bladen; bloeit alhier meest van april tot in juny op de toppen der takjes, met zeer lieflyke dubbele, bleek gele bloemen, die een hoog geel kleur verkrygen en schoon blinkend zyn.

Deze plant wil in alle gronden wel aerden, schikt zich zeer schoon om tusschen andere gewassen aen de priëlen in de lusthoven te planten, en kan door uitloopers, die zy genoeg geeft, vermenigvuldigd zyn. Van Royen, Haller en andere geneeskundigen, hebben de bloemen van deze plant voor een verzachtend geneesmiddel gehouden, en die onder den Althaea arbor

gesteld (Zie De Gorters boek, bladz. 216). Zy worden in sommige landen als verzachtend middel in het kokende water geweekt en als thee gedronken.

COREOPSIS, in 't fransch Coriope, in 't latyn Coreopsis, door Tournefort Bidens genoemd, en onder zyne 12° klasse, 3o sectic gesteld, der Pypbloemen, en onder de 14° klasse, 2o sectie der Straelbloemen, samengestelde bloemen met pypbloempjes in het midden en tongbloempjes aen den omtrek; door Jussieu onder de familie van de bloemtros-dragende bloemplanten, en onder de 19. klasse van Linnaeus, Syngenesia polygamia frustranea, samenhelmigen, met meeldraedjes wier helmknopjes zyn samengegroeid; vruchtelooze veelwyvery of vruchtelooze samenhelmigen; de bloemen van de schyf zyn tweeslachtig en vruchtbaer, die van den omtrek geslachtloos of onvruchtbaer.

De Coreopsis met Ridderspoor-bladen (C. delphinifolia) is cene langlevende kruidplant van Noord-Amerika, die alhier ten allen kante in de kruidhoven wordt geplant, en groeit in struiken, met stengels van omtrent 40 centimeters hoog; zy bloeit meest van july tot in october, met gele, tongvormige bloemen in den omtrek en bruine pypbloempjes op de schyf.

De Coreopsis met Beerenoor-bladen (C. auriculata van NoordAmerika), groeit met stengels meer dan 1 meter hoog, en breede, overeenstaende, geoorde bladen; bloeit van augusty tot september, met gele bloemen in den omtrek en bruine pypbloempjes op de schyf.

De Coreopsis met drie gevleugelde blaedjes (C. tripteris) van Amerika, groeit met stengels omtrent 2 meters hoog, en bloeit van augusty tot september, met gele bloemen en zwarte pypbloempjes op de schyf.

De kransvormende Coreopsis (C. verticillata) is eene langlevende kruidplant van Virginien; zy bloeit van july tot in september.

De Coreopsis tenuifolia van Willdenow, eene langlevende kruidplant van de Carolinen, in Amerika, en de Coreopsis alternifolia van Linnaeus, worden hier ook in de bloemtuinen gekweekt. Men heeft nog onlangs van Amerika den Coreopsis Alkinson en den Coreopsis grandiflora verkregen.

« VorigeDoorgaan »