Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

reiden, moeten die boonen eerst wel van pas gebrand en gedroogd zyn, zonder ook de pellen of keestjes te gebruiken, die altoos aen de chocolade eenen bitterachtigen smaek geven. De cacaoboonen, om haren fynen smaek te behouden, moeten onder twee marmere geslepene rollen geplet worden; want als die tusschen yzeren rollen gemalen zyn, wordt de deeg zwart en verkrygt de chocolade eenen bitteren smaek.

Sommige chocoladeverkoopers stellen hunne pryzen zoo laeg, dat het byna niet mogelyk schynt daervoor zuivere chocolade te kunnen geven, dewyl de goede chocolade, van zuivere cacaoboonen gemaekt, hun 6 franken den kilogramme moet kosten. Zie hier de wyze en verdeeling om 25 kilogrammen van die gemeene chocolade te maken Men neemt gewoonlyk 7 kilogr. cacaoboonen en 10 kilogrammen suiker, met 8 kilogrammen slympoeijer (aerdappelmeel), die men te samen wel bewerkt, en gelyk deze groote hoop geene genoegzame vette bezit om den deeg wel te kunnen binden, vermengt men er gemeenlyk boter of olie van olyven by, opdat die niet in snuif of poeijer zoude kunnen vallen; maer alle andere chocolademakers, die niet dan zuivere cacaoboonen en suiker gebruiken, vinden vette genoeg in die cacaoboonen, om den deeg te binden en geene boter of olie te moeten gebruiken.

De cacaokerns of boonen worden als de beste vruchten aenzien van de gewassen, die eene suikerachtige gom inhouden; daer zy een aengenaem, zacht voedsel bezitten, en inwendig genomen, aen de borst zeer nuttig zyn en al de deelen der ingewanden zeer verzachten. De zoetachtige stoffe welke die boonen inhouden, kan er als de boter van de melk afgescheiden worden, om op verscheidene wyzen te bereiden; maer om die kerns of boonen zeer aengenaem te maken en er de beste chocolade van te bereiden, moet de deeg nog met een weinig vanilje vermengd

zyn.

Deze boomen kunnen aen onze luchtgesteldheid niet wederstaen, en moeten gestadig, geheel het jaer, in de warme serren verblyven.

<

CACHOUBOOM, in 't fransch Cachou, in 't latyn Mimosa catechu, is onder de 21° klasse, 2° sectie van Tournefort gesteld, der boomen die veelbladige, roosvormige bloemkransen dragen; door Jussieu onder de familie der peulvrucht-dragende boomen, en onder de 23° klasse van Linnaeus, Polygamia monoecia, veelechtigen-eenhuizigen; de mannekens- en de wyfkensbloemen zyn nu eens beide op ééne steng, dan afzonderlyk op twee stengen aenwezig.

De Cachouboom met dubbele vindeelige bladen (Mimosa catechu van Linnaeus), is een langlevend boomgewas van de Oost-Indiën; het groeit met eenen getakkelden stam, geschubden steel met doorns, en bladstelen met dubbele, vindeelige bladen, met kleine doorntjes tusschen de bladstelen verspreid, die een donker groen kleur hebben; bloeit in het land zyner afkomst meest in april, met vlindervormige bloemen en veelbladige, onregelmatige bloemkransjes, die peulvruchten voortbrengen.

Het is wel uit deze boomen dat het sap wordt getrokken, welk alhier onder den naem van Cachousap is bekend, en by de apothekers wordt verkocht om in de medecynen te gebruiken. Het beste en zuiverste van dit boomsap wordt regtstreeks van Bombay, door den handel naer Europa verzonden; volgens dat de scheikundigen in het ontbinden van dit sap hebben bemerkt, bezit het zeer veel runne, die eene stoppende en acndryvende kracht aen de medecynen verschaft, om de spieren te doen bewegen, en wordt derhalve voor flauwe magen zeer nuttig geacht, en voor de lydende menschen, die met eenen bloedvloed of buikloop en roodenloop gekweld zyn, zeer geprezen. Men schryft dit sap voor, zegt de Dict. de la Gazette de santé, bladz. 122, by middel van doorweeking in het water, de dosis van een gros voor eenen liter water. Men vindt ook den peruviaenschen Cachou, die, volgens de beschryving, zeer nuttig zou zyn om het graveel uit de nieren te verdryven; zelfs verzekeren die van Peru, dat de steen in de blacs hierdoor gebroken en gemorzeld wordt, te weten, als het poeijer van het zaed met eenigen drank ingenomen wordt.

Deze boomen worden op de wyze van de Acacia mimosa vermenigvuldigd, en moeten alhier in de warme serren worden gekweekt.

CACTUS, Cactusboom, in 't fransch Cactier, in 't latyn Cactus, door Tournefort Melocactus, Opuntia bygevoegd; door Jussieu onder de familie der Cactussen gesteld, en onder de 12° klasse van Linnaeus, Icosandria monogynia, twintighelmigen, planten die meer dan twintig meeldraden, op den kelk vastgehecht, en een stampertje hebben.

Men vindt heden in België zeer veel verscheidene soorten van die planten, die alle verschillige bloemen dragen; men bemerkt op sommige bloemlysten wel 300 soorten, die alhier by onze bloemisten verzameld zyn, en alle van gedaente verschillen.

Deze planten worden door hare gedaenten in sectiën verdeeld de eerste sectie behelst 98 soorten, waeronder de Cactus mammillaris is gesteld, die van Amerika alhier is overgezonden, en meestal mamwyze, cirkelrond, met tepelvormige uitwassen of knobbelig gebaerd groeit. De Meloendistel (Cactus melocactus) die rond, met veertien hoeken, op de wyze van de Meloenen wast, en zeer groot groeit met stekende doorntjes in hullekens van 11 of 12 byeen verzameld, en op de vrucht of bol rondom verspreid. Deze plant wordt veel in de zandachtige gebergten van het eiland Maio gevonden, alwaer zy somtyds wel 30 centimeters hoogte en 70 centimeters in den omtrek verkrygt. De Cactus met veertien hoeken en lange, witte, kromgebogene, verspreide doorns; de Cactus met vyftien hoeken en veel breede, omgekeerde, verspreide doorntjes, schynen medesoorten van den Meloendistel te zyn, alsook de Cactus monstruosus, die in de Andes-gebergten van Amerika groeit. De gedaenten van deze Cactussen zyn byna alle gelyk eenen turbant of turksche muts.

De tweede sectie bevat de Cactussen die als eene keers regt, met effene haertjes bekleed groeijen, waervan men 18 of 20 soorten vindt, zoo als den Cactus pitayaya van Zuid-Amerika, die driehoekig groeit; den Cactus heptagonus van Amerika, die regt, lang en zevenhoekig groeit; den Cactus tetragonus van Amerika, die vierhoekig ineen gedrongen groeit; den Cactus hexagonus van Surinam, met zes hoeken; den Cactus pentagonus, ook van Surinam, die met vyf hoeken en gelid groeit; den Cactus repandus, die regt en lang groeit, met acht hoeken ineen gedrongen, en

doorntjes die langer dan de wolle zyn; den Cactus lanuginosus van de Indiën, die regt en lang groeit, met negen hoeken, en doorntjes die korter dan de wolle zyn; den Cactus peruvianus, van Peru, met acht hocken zonder doorntjes; den Cactus Royeni van Amerika, met negen hoeken, eirond, gelid en doorntjes die de lengte van de wolle hebben, en vele anderen die ook regt en hoekig met doorntjes wassen.

De derde sectie bevat de Cactussen of Serpentinen, met liggende en zydelinsche stengels, waervan men wel 30 soorten vindt. De roedevormige Serpentine (Cactus flagelliformis van Zuid-Amerika) groeit met ronde geleedde stengels, en veel kleine, scherpe, verspreide doorntjes, en bloeit van mei tot in july, met veel schoone blozende, roode bloemen, die zeer fraei versieren. Men heeft door het ryp zaed van deze plant verscheidene medesoorten verkregen, die door afzetsels kunnen vermenigvuldigd worden. De Serpentine met groote bloemen (Cactus grandiflorus van Jamaïka), groeit met vyf hoeken, en bloeit met groote, levendige, roode bloemen, die de huizen lieflyk versieren. De Zuig-Serpentine (C. parasiticus) groeit rond, gestreept, zonder haertjes, en bloeit met roode blozende bloemen. De driehoekige Serpentine (Cactus triangularis van Jamaïka) bloeit in de matige serren van in april, met roode bloemen. Deze sectie bevat nog veel andere soorten, die verschillige bloemen dragen.

De vierde sectie bevat de Cactus alatus of Raket, en de Opuntia of indiaensche Vygeboom, Ficus indica of Vicoides genoemd. Men vindt er wel 40 soorten van, die alle in België worden gekweekt, zoo als de Cactus opuntia (Semelle du S. Père), die van Afrika en van Amerika oorspronkelyk is, en groeit met vleezige stengels, getakt, plat en eirond, die de eenen op de anderen groeijen, met scherpe, styve doorntjes; hy bloeit van mei tot in july, met groote gele bloemen, die gemeenlyk tien bloembladen in de kelken hebben. Men vindt daeronder den Cactus moniliformis, van Zuid-Amerika; den Cactus flos indica, met zeer scherpstekende doorns; den Cactus tuna, door zyne scherpstekende doorns vermaerd, die in Jamaïka dient om rond de eigendommen als hagen

te planten; men zegt dat die Cactus veel rond de steden in het eiland S. Eustache geplant wordt; de Cactus cochinillifer groeit byna zonder doorns, met bloemen welke in haer middenpunt andere bloemen voortbrengen; de Cactus met platte bladen (Cactus phyllantus) bloeit met roosachtige, roode bloemen. Eindelyk, men heeft nog den Cactus inermis, zonder doorns, en veel meer andere soorten, zoo als den Cactus speciosus, met schoone blozende roode bloemen; den Cactus cocciniae, met zyne groote, schoone, roode scharlaken bloemen. Onze bloemisten hebben nog onlangs veel nieuwe soorten verkregen, waeronder den Cactus Ackermannii, Cactus major, Cactus aurantiaca, Cactus splendida, Cactus salmianus, die onder den Melocactus is gesteld, en andere, zoo als de Opuntia andieola, Opuntia canariensis, Opuntia microdasys, Opuntia senilis, enz., die allen in de warme en matige serren en ook in de oranjehuizen gekweekt, en meest door afzetsels vermenigvuldigd worden, maer weinig water mogen hebben.

Het sap van deze gewassen heeft eenen zuren en samentrekkenden aerd, en wordt weinig in de artsenyen gebruikt, ofschoon sommigen zeggen dat de Melocactus een verkoelend sap inhoudt, en zonder hinder mag geëten worden, dat die van Amerika den Melocactus in het water zoden, om als Artichoken

te eten.

CAKILE, Kalikruid, in 't fransch Cakile, in 't latyn Cakile, is door Jussieu onder de familie van de kruisvormige bloemplanten gesteld, en onder de 15° klasse van Linnaeus, Tetradynamia siliculosa, viermagtigen, planten welke zes meeldraden hebben, waervan er vier altyd langer dan de beide overigen zyn, en vruchten met een hauwtje voortbrengen.

De Cakile of Kalikruid (Cakile maritima van Willdenow) is eene eenjarige kruidplant van Europa, die in België in Oost- en West-Vlaenderen, in de Polders, en ook in de provincie Antwerpen, in Zeeland en elders in de Nederlanden groeit, in struiken, met stengels maer omtrent 25 centimeters hoog, met smalle, uitgesnedene blaedjes, die als fyne doorntjes getand zyn, en zyde

« VorigeDoorgaan »