Pagina-afbeeldingen
PDF
ePub

lings aen de stelen en knoopen wassen; zy bloeit meest in juny, met vier gekruiste bloemblaedjes, die witachtig zyn en somtyds een geel kleur hebben, en hauwtjes of schelpjes met kleine zaedjes voortbrengen, die als de wilde Rakette ook olie inhouden.

Sommigen nemen deze plant voor de Zeesalade (Salsola kali van Linnaeus), die nogtans in gedaente zeer verschilt, dewyl deze plant peulen voortbrengt en de andere zaedhuisjes draegt. Velen zyn van gevoelen dat deze plant dezelfde krachten als de Zeesalade inhoudt, en dat men er ook eene zeer sterkbytende loog kan uittrekken, en zeep mede maken, welke dienen kan om lynwaed mede te wasschen, en dat de assche ook inwendig, zoo als die van de Zeesalade, hinderlyk is (Zie Zeesalade).

CALADIUM, in 't fransch Caladion, in 't latyn Caladium, is onder de familie van de Orchideën of Standelkruid gesteld, en onder de 21° klasse van Linnaeus, Monoecia polyandria, eenhuizigen met veel meeldraedjes; er zyn mannelyke en vrouwelyke bloemen welk op ééne steng aengetroffen worden.

De tweekleurige Caladium (Caladium bicolor van Willdenow), is eene langlevende, schoone kruidplant van Bresiliën, die alhier in de warme serren wordt gekweekt, en groeit met veel scherpe, vezelachtige wortels, pylvormige, donker groene bladen, die in het midden een purperachtig kleur hebben, en met de bloemstelen alle jaren uit de wortels spruiten; zy bloeit van juny tot in july, met tweekleurige bloemen, die eenen zeer aengenamen vaniljen reuk verspreiden.

De Caladium met groote bloemen (Caladium grandiflorum) is sedert zes jaren uit Zuid-Amerika alhier overgevoerd.

De Caladium aroides van de Indiën, heeft alhier voor de eerste mael in 1840 gebloeid; hy groeit met stengels en hartvormige bladen, en bloeit met bloemstelen en aren of trossen, met 7 of 8 witte, welriekende bloemen, die ook eenen vaniljen reuk verspreiden.

Onze bloemisten hebben nog onlangs van Jamaïka de volgende soorten verkregen den Caladium pictum, Caladium haematos

tigma, Caladium pinnatifidum, Caladium seguinum, Caladium maculatum, Caladium odoratissimum, en meer andere van deze schoone planten, die om hare welriekende bloemen in de warme serren worden gekweekt. Deze planten kunnen door het ryp zaed op teilen, en door uitloopers vermenigvuldigd worden; maer om veel bloemen te dragen, moeten zy alle jaren in nieuwen grond verpot zyn. Men trekt uit deze welriekende bloemen een sap dat by de reukwaters wordt vermengd, en daeraen eenen aengenamen vaniljen reuk verschaft.

CALISSEHOUT, Zoethout, Zoetwortel, in 't fransch Réglisse, in 't latyn Glycyrrhiza, is onder de 10° klasse, 1o sectie van Tournefort gesteld, der vlindervormige bloemen, die met veelbladige, regelmatige bloemkransen bloeijen, en uit vyf bloembladen bestaen; door Jussieu onder de familie van de peulvrucht-dragende planten, en onder de 17a klasse van Linnaeus, Diadelphia decandria, tweebroederigen, met meeldraedjes wier helmdraden zyn samengegroeid, en lien stampertjes.

Het stekelig Calissehout of Zoetwortel (Glycyrrhiza echinata van Linnaeus) is eene langlevende plant van Tartariën, die overvloedig wast omtrent Pontus, in Cappadociën, Griekenland, enz., en in België in de kruidhoven van sommige liefhebbers wordt gekweekt; zy groeit met getakkelde stengels, die alle jaren uit de wortels spruiten, omtrent 40 centimeters hoog, met bladstelen en lange, donker groene bladen, die steelomvattend verspreid, regtover elkander vergaderd aen de bladstelen staen, en by het aentasten een weinig lymachtig zyn; bloeit meest alhier in augusty, met blauwachtige bloempjes, die tusschen de oksels der stelen staen, en in den herfst zaedbollekens met hauwtjes voortbrengen. Geheel die plant verdwynt met den winter, en schiet alle jaren in de lente nieuwe jonge uitspruitsels.

Het effen of glad Calissehout (Glycyrrhiza glabra van Linnaeus) wast veel in Italië, Spaenje, het Zuiden van Frankryk, Duitschland en elders, en wordt alhier veel in de kruidhoven geplant; het groeit ook met getakkelde stengels en bladstelen, en gelykt wel aen het voormelde, maer de bladen zyn donkerder groen

van kleur, glad, effen en grooter, en de bladstelen veel teerder; het bloeit meest in augusty, met bleekblauwe bloempjes, veel byeen vergaderd, op korte steeltjes tusschen de bladen : zy gelyken eenigzins aen de Vitsen en brengen effene hauwtjes voort. Alhier te lande ziet men die plant zelden bloeijen, en is derhalve van sommigen voor onvruchtbaer of geen zaed voortbrengende gehouden geweest; echter bloeit zy alhier somtyds op 't laetste van den zomer. De stengels, takjes en bladeren vergaen ook gansch in den winter; de wortelen, die lang en dun getakkeld, van buiten bruinachtig en van binnen geel zyn, blyven lange jaren over, en spruiten alle jaren, in de lente, nieuwe scheuten uit de aerde.

De Grieken noemden die wortels en kruid Alimos, hetgeen in onze tael zonder honger bediedt, en Adipsos, dat zonder dorst wil zeggen, omdat die wortelen den honger en dorst verdryven kunnen. De wortels van deze plant houden een zoet, gomachtig en verzachtend middel in; men gebruikt die in de medecynen zeer nuttiglyk tegen de heeschheid, om allerlei hoest tot rypheid te brengen, de ruwheid der keel en borst te verzachten en het moeijelyk ademhalen te herstellen; want het calissehout, met andere voordeelige geneesmiddelen bereid, opent de verstoptheid van de longer, geneest het pleuris der zyde, en wordt in vele dranken gekookt voor degenen die bloed en etter spuwen en met de borstziekte gekweld zyn. Die wortels verzachten alle ruwheden, verzoeten alle verhittingen en zuiveren de scherpe vochtigheden des lichaems; zy doen de slymen lossen en zuiveren alle zeeren, als men die met een ander voordeelig middel wel gebruikt. Het water waerin deze wortels gezoden zyn, wordt voor zeer nuttig gehouden tegen zeerigheden en zweringen der nieren en de schorftheden der blaes, en verzoet de scherpheid of smerten der pisse; met een woord, het geneest alle krankheden, die door zoute, scherpe en bytende vochtigheden veroorzaekt zyn. De wortels worden ook wel in poeijer met andere medecynen bereid, en zyn verdroogende van kracht; die poeijers zyn zeer dienstig om in de wonden te strooijen, en het sap of de poeijers plaesterwyze gemaekt en opgelegd, genezen de won

den. Het gedistilleerd water van de versche wortelen is goed tegen al de voorzeide gebreken. De wortel gezuiverd en met bloemen van de Lindeboomen in witten wyn gezoden, en den mond daermede warm gewasschen of gespoeld, verzoet de tandzweer en maekt de tanden weder vast. Hoewel die wortels zeer zoet van smaek zyn, worden zy voor matig warm en vechtig gehouden; hunne schors of buitenste schel is bitter, en schynt eenige warmere eigenschap te bezitten. Als men de wortels zuiver en goed gebruiken wil, moet men die geheel schoon maken en de buitenste schors gansch afschrabben. Deze planten kunnen in België zeer gemakkelyk worden gekweekt men heeft maer eenige levende wortelen diep in den grond te zetten, zy zullen alle jaren laet in de lente uitspruiten.

CALLICARPA, in 't fransch Callicarpe, in 't latyn Callicarpa, is door Jussieu onder de familie van den Gattelier of Kuischboom gesteld, en onder de 4o klasse van Linnaeus, Tetrandria monogynia, planten die met vier meeldraden bloemen en maer een stampertje hebben.

Schier van over eene eeuw, ten tyde van Linnaeus, werd die plant uit Amerika alhier gebragt, en heden zyn er de volgende soorten in België van bekend, die alhier in de oranjehuizen 's winters nog moeten bevryd zyn.

De amerikaensche Callicarpa (Callicarpa americana) is een langlevend heester-houtgewas van de Carolinen, dat zeer getakkeld groeit omtrent 1 meter hoog, met witte donzige schors en getande en gezaegde bladen, die van onder ook wit donzig zyn; het bloeit alhier van september tot in october, met ronde bloemtrosjes en zeer veel kleine, roodachtige bloempjes, die zeer veel schoone roodblozende beziën voortbrengen, waerdoor die plant uit het grieksch haren naem van Callos en Karpos heeft verkregen, die in onze tael schoone vruchten wil zeggen.

De Callicarpa van Japan (Callicarpa japonica), met gladde, effene, getande en gezaegde bladen, wordt alhier ook by veel liefhebbers gekweekt.

De katoenachtige Callicarpa (Callicarpa tomentosa) van Virgi

niën, is een heestergewas dat geheel, zoowel de takken als de bladen, met witten dons bedekt groeit, en welks schoone roodblozende beziën eene lieflyke versiering maken.

De bezien van deze planten worden onder den rang van de Sneeuwbollen (Viburnum tinus) gesteld, die eenen sterken stoelgang kunnen verwekken, maer worden niet ligt van de vogelen geëten.

Deze planten kunnen in den heigrond door de rype beziën worden gezaeid, en moeten op belommerde plaetsen in de oranjehuizen met de teilen worden gezet; zy kunnen ook door inleggers en afzetsels in den heigrond, op belommerde plaetsen, vermenigvuldigd worden.

e

CALLICOMA, in 't fransch Callicome, in 't latyn Callicoma, is onder de familie van de Cunoniaceën gesteld, en onder de 11 klasse van Linnaeus, Dodecandria digynia, twaelfhelmigen, bloemen welke van twaelf tot twintig meeldraden hebben en met twee stampertjes bloeijen.

De Callicoma met gezaegde bladen (Callicoma serrata) is een langlevend klein boomgewas van de Indiën, dat alhier in de matige serren wordt gekweekt, en getakkeld groeit, met kruislingstaende bladen, die van boven zeer groenblinkend vernist en van onder wit donzig zyn; het bloeit alhier meest van mei tot in juny, op de toppen der takjes, met zeer lieflyke gele bloempjes byeen verzameld, die de bloemkelkjes verzellen.

Dit schoon nieuw klein boomgewas is onlangs van de Indiën in België overgevoerd, en tot heden nog zeldzaem verspreid; het kan door inleggers, die zeer gemakkelyk in den heigrond wortel vatten, voortgekweekt worden.

CAMPECHEHOUT, in 't fransch Bois de Campêche, in 't latyn Haematoxylum, is onder de 22° klasse van Tournefort gesteld, der boomen wier bloemkransen vlindervormig zyn; door Jussieu onder de familie der peulvrucht-dragende boomen, en onder de 10 klasse van Linnaeus, Decandria monogynia, tienhelmigen, boomen die met tien meeldraedjes bloemen en maer een stampertje hebben.

« VorigeDoorgaan »